Voorts zijn er gehouden twee gevechtsoefeningen met eene afdeeling onder leiding van den afdeelingscommandant onder het oog van den Red. Dit is, wat ik in zes jaren persoonlijk heb medegemaakt en ik mag er wel bijvoegen, dat ik vijf jaren te Batavia in garnizoen was, waar twee afdeelingen bijeen waren op de standplaats van den Red. Nu was een gevechtsoefening een oefening van vóór de invoe ring van het A. V. O., nl. eene oefening, welke werd ontworpen door den commandant, onder zijn eigen leiding en aanvoering werd gehouden en waarbij de tactiek bepaald op den voorgrond kwam. Het was dus een onderwijsoefening en een tactische troepenoefening tegelijk. Zoo heb ik dus in zes jaren tijd geen enkele door den Red. geleide onderwijsoefening of T.T.-oefening gezien. Ik kan niet zeggen hoe het bij de andere afdeelingen ging. Bij mijn eigen afdeeling heb ik enkele schuchtere pogingen ge daan om T.T.-oefeningen te houden, doch ik bezondigde me ook wel af en toe aan een gevechtsoefening. Onderwijsoefeningen heb ik eerst na 1930 bewust gehouden. Vóór dien tijd drong het nog niet tot me door, dat ik, weliswaar in anderen vorm dan het A. V. O. geeft, toch wel onderwijsoefeningen hield. Het duurde tot Februari 1932 vóór de Cmdt. van het le R.A. aan zijn Afd.Cn. een schrijven richtte, waarin hij wenken gaf voor het houden van onderwijsoefeningen. Wat kunnen wel de oorzaken zijn geweest, dat het tot 1932 moest duren voor wij er naar gingen streven oefeningen te houden in den geest van het A. V. O. Het heeft naar mijn gevoelen geen nut die oorzaken tot onderwerp van eene bespreking te maken. Het voorgaande diende slechts om het feit vast te stellen, dat de A.V.O.-oefeningen nog niet geheel bij ons zijn ingeleefd. De Comdt. 1 R.A. drukte het in Februari 1932 zoo uit„Mijn ervaring is, dat bij het Wapen der Artillerie het eenige moeilijkheid oplevert, de oefeningen als bedoeld in p. 32 (2) V.O. Mob.A. (d.z. de zoogenaamde onderwijs oefeningen) op bevredigende wijze te houden." Ik schroom niet daaraan toe te voegen, dat het ook wel moeilijk heden oplevert de kaderoefeningen en de tactische troepenoefe ningen bij de artillerie zoo te houden, dat het betrokken korps in alle onderdeelen daaruit werkelijk nut trekt. Zulke oefeningen worden zoo gemakkelijk tot tactische besprekingen in het terrein, waarbij wel algemeene beschouwingen worden geleverd en lessen in tactiek worden gegeven, doch waardoor niet wordt bereikt, dat de troep als zoodanig en de officieren als aanvoerders worden geoefend. 144

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 35