Het is hier niet de gelegenheid om het A.V.O. en het V.O. Mob.A.
aan een bespreking te onderwerpen en na te gaan in hoever deze
voorschriften aanvulling behoeven. Deze voorschriften zijn door
den Legercommandant vastgesteld. Het is onze plicht die voor
schriften zoo goed mogelijk na te komen. Ik zal dus, uitgaande van
het gegeven systeem, in beschouwing nemen hoe dat systeem bij
de artillerie zou kunnen worden toegepast. Het is echter noodig,
dat wij ons vooraf duidelijk voor oogen stellen onder welke omstan
digheden de artillerie leeft en werkt. Het zal dan blijken dat deze
in vele opzichten verschillen van die, welke bij de infanterie aan
wezig zijn.
Vredessterkte. Het blijkt telkens weer, dat men nog niet kan
wennen aan het feit, dat de artillerie geen oorlogssterke eenheden
meer kent. De artillerietroepen zijn vredeskernen, welke bij mobi
lisatie door dienstplichtigen worden aangevuld. In tijd van vrede
tellen de afdeelingen artillerie een uiterst minimum aan beroeps-
personeel, zoodat niet meer voldoende personeel aanwezig is om
bij oefeningen alles tegelijk te beoefenen. Al naar mate het doel
van een oefening moet een indeeling worden opgemaakt, waarbij
het personeel nu eens in de eene betrekking en een andermaal in
een andere betrekking moet dienst doen. Bij schietoefeningen en
oefeningen in den batterij dienst, wordt al het personeel als geschut-
bediening tewerkgesteld, behoudens enkele telefonisten voor de
verbinding van den B.C. met de batterij. Bij tactische troepen
oefeningen wordt hetzelfde personeel ingedeeld als verkenners en
telefonisten, terwijl het weinigje, dat overblijft, nauwelijks voldoen
de is om één stuk per batterij te bemannen. Als de buitenstaander
ons bezig ziet, kan hij zich moeilijk een beeld van de werkelijkheid
vormen. Het is zelfs moeilijk te realiseeren voor den artillerist,
die niet dagelijks in den troep leeft. Een Inspecteur van ons Wapen
verlangde, dat onze schietoefeningen in den geest van tactische
troepenoefeningen zouden worden gehouden. Wij moesten toen
voorrekenen, dat zulks volstrekt onmogelijk is, omdat de verken
ners en de telefonisten als geschutbediening dienst moeten
doen.
De geringe vredessterkte maakt, dat de batterij niet meer in staat
is met eigen personeel A.V.O. oefeningen te houden, evenmin als
de af deeling dat kan. Voor de bij den troep dienende officieren be
hoef ik deze bewerking niet met cijfers te staven. Teneinde mij er
van te kunnen overtuigen, dat niet meer personeel dan strikt nood
zakelijk aan den dienst wordt onttrokken, liet ik mij af en toe den
toestand op overzichtelijke wijze voorleggen. Ik zal u een geval
bij de afdeeling houwitsers in September 1933 voorleggen. Op een
morgen zou al het personeel van de afdeeling dienst doen bij een
onderwijsoefening van de le batterij. Toen ik bij die batterij kwam,
bleek, dat de oefening wegens gebrek aan personeel niet kon door
gaan. Ik verzocht om toezending van een indeelingsstaat en daaruit
145