Hiermede wil niet gezegd zijn, dat de artillerieofficieren geen
tactisch inzicht behoeven te hebben vóór zij afdeelingscomdt. zijn.
Het tegendeel is het geval. Waar de artillerie over onbeperkte
ruimte optreedt en grootere onderdeelen van de infanterie moet
volgen en steunen, moet zich elke artillerieofficier zooveel tac
tisch inzicht hebben verworven, dat hij zich geheel thuis voelt
in het hoogere tactische verband, waarin de afdeeling artillerie is
ingedeeld. Alle luitenants moeten weten hoe een regiment infan
terie, ja zelfs hoe een divisie optreedt en dat niet alleen op papier,
doch zij moeten bij het rijden van verkenningen en bij hun
dienst als berichtofficier inzicht hebben in de wijze, waarop een
divisie en een regiment infanterie zich bewegen en opstellen
en waarop zij zich beveiligen. Artillerie-officieren, die van uit-
zichtgevende punten het gevechtsterrein kunnen overzien, moeten
zich in het terrein goed kunnen voorstellen, waar de eigen
troepen optreden en waar de vijandelijke infanterie en artillerie
kunnen worden verwacht.
Hoewel dus bij de oefening van de batterij de tactiek nagenoeg
geen rol speelt, zoo volgt uit het vorenstaande, dat zij bij de oefe
ningen van de afdeelingen toch op andere wijze de haar toeko
mende plaats moet krijgen.
Hiervoor wordt reeds gezorgd, doordat de artillerie deelneemt
aan de meerdaagsche oefeningen onder leiding der Inf. Regtscdn.
en die onder leiding van den D.C. en verder bij de o.i.a.t. Toch mag
ik nog wel de aandacht vestigen op A.V.O. p. 18, waarin is bepaald,
dat de comdn. van eenheden der verschillende wapens in hetzelfde
garnizoen of in dicht bij elkaar gelegen garnizoenen onderling
overleg zullen plegen, teneinde in samenwerking met elkander
te oefenen. Het is mij gebleken, dat zulk een overleg zeer vrucht
baar kan zijn. In 1931/32 was Comdt 2 R.I. zoo goed mij als Comdt
A.I.Bg. in kennis te stellen met zijn oefenplannen en mij de onder
stellingen toe te zenden, waardoor ik in de gelegenheid was uit
te zoeken, welke geschikt waren voor deelname daaraan met de
bergartillerie. Zoo heb ik aan meerdere kaderoefeningen, onder-
wijsoefeningen en tactische troepenoefeningen in de nabijheid van
het garnizoen kunnen deelnemen. Al naarmate van den opzet van
deze oefeningen kan de Afd.C. daaraan een kaderoefening, een
onder wijsoefening of een t.t. oefening voor zijn afdeeling of voor
onderdeelen daarvan verbinden.
Ik kan er niet genoeg den nadruk op leggen, dat het zoo noodig
is om ons volledig in te denken in de tactische problemen, waarvoor
de infanterie zich gesteld ziet, en onze oefeningen te houden in
dezelfde terreinen, waarin ook de infanterie oefent. Het gevaar is
niet denkbeeldig, dat wij, op eigen gelegenheid oefenende, die
oefeningen te veel naar onzen eigen smaak inrichten. Luitenant
Mo jet duidt daar ook op in zijn uitnemend artikel in het October-
nummer van I.M.T. 1933, waar hij zegt, dat de oiat vrijwel steeds
plaats vinden in terreinen, waar goede waarnemingspunten voor
154