„De geest van den troep" dit is een uitdrukking, welke zeer
veel omvat, dat niet alleen door de reglementaire oefeningen
kan worden verkregen. Gevoel van saamhoorigheid en kame
raadschap, opgewektheid en vlotheid, beroepseer, het zijn alle
eigenschappen, welke van een vakman een krijgsman maken.
Het is dringend noodig, dat daaraan bijzondere aandacht wordt
gewijd.
Eigen oefening. De oefeningen moeten zoo worden gehouden,
dat de leiders gelegenheid vinden ook zichzelf te oefenen. Tel
kens weer moeten wij zelf het materieel hanteeren. Het is ook
goed, dat de troep ziet, dat de officieren zich oefenen en hun
vak goed verstaan. Dit laat wel eens te wenschen over. Op een
keer zag ik, dat een officier tijdens een oefening duidelijke blij
ken gaf zich in langen tijd niet te hebben geoefend in het meten
van een azimuth op de kaart. Hij moest deze eenvoudige ver
richting opnieuw uitvinden. Schieten kan alleen door eigen
oefening worden geleerd. Daarom moeten wij elke gelegenheid
tot oefenen aangrijpen. Ook wanneer wordt uitgerukt voor zeer
elementaire richtoefeningen, kan de leider het in stelling komen
commandeeren en daarna de oefening aanvangen met zelf een
richting uit te voeren en een vuuropening te commandeeren.
Zoo zijn er tal van gelegenheden tot eigen oefening te vinden.
Automatisme. Een onvoldoende drang tot eigen oefening komt
ook tot uiting in den vorm van de neiging een handeling of ver
richting altijd op de gemakkelijkste wijze te doen. Er is dan een
methode, welke bijna altijd is toe te passen en welke weinig moeite
kost. Ik heb wel eens hooren zeggen, dat het zelfs aanbeveling
verdient het werk op de gemakkelijkste wijze te verrichten. Als
dit tevens de beste wijze is, kan het in de werkelijkheid worden
aanvaard. Maar in vredestijd is bijna altijd „oefening" het doel
van ons werk. En onder alle omstandigheden moeten wij er naar
streven onze taak op de beste wijze te volbrengen.
Naar aanleiding van wat ik op dit gebied al aan ervaring had
opgedaan, lette ik dit jaar op de wijze, waarop bij de batterijen de
O.Cn. hunne stukken evenwijdig stelden. Bij de acht batterijen,
welke ik/zag, paste men slechts één methode toe, de gemakkelijk
ste en tevens de slechtste, n.l. de wederkeerige richting op den O.C.
In theorie is deze methode juist, doch in de practijk worden vaak
aanzienlijke fouten gemaakt. In verscheidene gevallen kon de beste
methode toepassing vinden, n.l. de richting op een ver verwijderd
batterijrichtpunt, en door deze te doen uitvoeren kon worden
geconstateerd, dat de wederkeerige richting op den O.C. niet tot
een bevredigend resultaat had gevoerd. In andere gevallen was
er een batterij richtpunt op minder grooten afstand, dat met toe
passing van een richtpuntcorrectie kon voeren tot een regelmatigen
waaier met nagenoeg evenwijdige richtlijnen. Ook had in een enkel
173