man kon gevenin dit opzicht bestaat geen verschil tussehen
de oorlogvoering, waar en wanneer ook.
Laat ik, bijvoorbeeld, in dit verband nog eens even mogen
wijzen op de ontzaggelijke verantwoordelijkheid, die op den
Overste van Daalen gerust heeft gedurende eene episode in den
tocht door de Gajó-landen, n.l. toen hij met zijn geheele colonne
verdwaald was in het onherbergzame terrein tussehen Isaq en
Kla toen, na zes dagen marcheeren, de vivres op waren en hij
met eene colonne, waarvan de trein het moment van uitputting
reeds zeer nabij was, nog een onbekend aantal dagen marcheeren
voor zich had, alvorens hij zou kunnen ravitailleeren. In deze
dagen heb ik hem als „chef" zeer bewonderd. Geen oogenblik
van aarzeling, geen teeken van ongerustheid ging van hem uit
geen woord van twijfel kwam over zijn lippen. Hij toonde zich
in die dagen metterdaad „de sterke man", van wien vertrouwen
uitging tot aan den jongsten maréchaussee onder zijne bevelen,
zoodat bij ons, zijne officieren, evenmin een oogenblik van twijfel
of moedeloosheid is voorgekomen. Zijn geest beheerschte ons in
die dagen volkomen dat was „leiderschap" in de volle beteekenis
van het woord.
Mogen deze korte herinneringen aan den Tocht van Overste
van Daalen door de Gajó-, Alas- en Bataklanden vele lezers van
het Indisch Militair Tijdschrift opwekken om het relaas van dien
tocht nog eens na te lezen. Er valt voor ieder nog wel iets uit te
leeren, vooral als men „tussehen de regels door leest" en veel
begrijpt van wat ik toen, daar ik streng zakelijk moest blijven,
niet zeggen kon.
Mogen daarbij de gedachten der lezers ook nog eens een
oogenblik verwijlen bij de kameraden, die toen hun werkelijk
grootsche taak vervulden onder moeilijke omstandigheden, met
groote toewijding en zonder andere belooning dan „de eer". Ik
denk hierbij vooral aan van Daalen zelf, den voortreffelijken, ons
helaas te vroeg ontvallen Scheepens, Watrin, Christoffel, Dr. Neeb
en zoovele anderen.
Voor zooverre mijne informaties gaan, behooren de Overste
(later Luitenant-Generaal, legercommandant) van Daalen, de
Kapitein Scheepens (vermoord op Atjeh als Luitenant-Kolonel,
Civiel Gezaghebber), Dr. H. M. Neeb (later Generaal-majoor,
Chef van den Geneeskundigen Dienst van het N. I. Leger) en
de Kapitein van den Generalen Staf J. J. Stolk (gepensionneerd
als Kolonel) niet meer tot de levenden. Aan hen zij een woord
van herinnering en vriendschap gewijd. Niet alle kameraden
uit dien tijd heb ik in hun verdere leven kunnen volgen, doch
mochten zij deze regels lezen, dan zal dit ongetwijfeld ook hen
in hunne herinnering terugvoeren naar een tijd, die van groote
waarde was voor den officier en den krijgsmakker en, niettegen
staande het harde oorlogsbedrijf, niet zonder schoonheid.
115