189 bedragen, omdat de personeele uitgaven slechts 26 van het totaal benoodigde bedrag uitmaken, zelfs dan blijft, waar men ten aanzien van de andere deelen der weermacht een grens bereikte, vorenstaande conclusie volkomen van kracht. Een belangrijke uitbreiding van de L.A. zal extra-fondsen moeten vorderen. Terloops zouden wij hier nog even het personeelsvraagstuk willen aanstippen. Heeft S. zich te dien aanzien wel afdoende rekenschap van de werkelijkheid gegeven De huidige orga nisatie van de L. A. geeft thans reeds de grootste zorgen met betrekking tot de vrij geringe behoeften. Wij stellen daarom slechts de vraag, hoe S. zich dat denkt op te lossen bij de zoo veel sterkere luchtmacht, te meer, waar in de toekomst zal moeten worden gevlogen met veel snellere toestellen dan de thans aanwezige, waardoor aan de eischen, waaraan het per soneel zal moeten voldoen, zooveel zwaardere voorwaarden zullen moeten worden gesteld Voorshands wil het personeelsvraagstuk en zeer zeker bij de handhaving van Leger en Vloot ons haast onoplosbaar toeschijnen. Reeds op financieele gronden kunnen de denkbeelden van den Heer Kengen dus niet voor uitvoering in overweging worden genomendesalniettemin willen wij zijn standpunt eveneens beschouwen uit een algemeen defensie-oogpunt. Koesterden wij aanvankelijk het voornemen, S.'s betoog op den voet te volgen, zoo hebben wij gemeend dit plan ten aanzien van de meeste punten te moeten laten varen, omdat het ons te ver zou voeren, te meer, waar S. zijne talrijke inzichten en meeningen, met de meeste waarvan wij het in het geheel niet eens zijn, weergeeft, zonder deze afdoende te motiveeren. Volledigheidshalve willen wij, behalve de in ons betoog genoemde, er enkele aanhalen o. blz. 1071. „Voorstanders van een gezonde luchtmacht achten dit stand punt (n.l. dat de uitbreiding der L.A. volgens de defensie-grondslagen „extra „uitgaven" zal vorderen) verwerpelijk." Men vraagt zich af, wat S. onder een „gezonde" luchtmacht verstaatvelen hebben daaromtrent andere inzichten en meenen ook voorstanders van een gezonde luchtmacht te zijn. b. blz. 1075. „Daartoe (d.w.z. tot de verkennende taak) zijn uitsluitend „benoodigd torpedojagers, gesteund door een vliegdienst van lange-afstand „verkenners (Dorniers). Kruisers en duikbooten zijn overbodig." Waarom, vragen wij ons wederom af Vooral hier zou een motiveering zeer op haar plaats zijn. c. blz. 1077. „De samenstelling der luchtmacht zien wij als volgt 10 afdn. tweemotors a 6 vliegtuigen en 4 afdn. eenmotors a 9 vliegtuigen." Deze organisatie werd toch niet willekeurig genomen Op welke redeneering of berekening baseert S. haar d. blz. 1078. „Onze conclusie komt hierop neer, dat de evolutie der lucht vaart voor Ned.-Indië gebracht heeft een revolutie der krijgskunst. Wij zijn het hier met S. niet eens. De evolutie der luchtvaart, van een strijd middel derhalve, kan onmogelijk een revolutie in de krijgskunst te weeg

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 80