brengen. De evolutie van een bepaald wapen kan wel het tactisch „procédé" eenigermate of zelfs geheel veranderen, doch dat de „principes", de fundamen- teele begrippen der krijgskunst veranderingen ondergaan, is uitgesloten. Deze blijven door den loop der eeuwen heen onveranderlijk. Vgl. het „prin cipe" der dubbele omvatting uit den tijd van Cannae en thans en stel daar tegenover de verandering van het „procédé", o.a. bij het offensieve ruiter- wapen van vroeger, dat door de technische vervolmaking der strijdmiddelen, langzamerhand evolueert naar de moderne gemotoriseerde en gemechani seerde lichte strijdkrachten. 1) Inderdaad een aantal stellingen en meeningen, zooals het artikel er meer bevat, welke toch ongetwijfeld van te veel belang mogen worden geacht, om zonder meer te worden gesteld. Wij zijn ten aanzien van de meeste een andere meening toe gedaan, doch willen ons er thans van onthouden, daar verder op in te gaan en volstaan met een enkele passage nader in be schouwing te nemen. Waar S. op vele punten de vloot recht streeks in zijn betoog betrekt en het leger meestentijds buiten beschouwing laat, zijn wij uiteraard gedwongen eveneens zij het schoorvoetend het voor ons minder bekende maritieme gebied te betreden. Wij willen dan ook geen oordeel uitspreken betreffende de meest gewenschte samenstelling van de vloot, noch omtrent de waarde van het daartoe te bestemmen materieeldat laten wij aan meer bevoegden over. Van deskundige zijde moch ten wij enkele gegevens ontvangen waarvoor wij hier gaarne onzen dank betuigen welke zonder verder commentaar als bijlage II aan deze beschouwingen zijn toegevoegd. Wel zouden wij willen opmerken, dat S.'s betoog omtrent de waarde en de samenstelling van de vloot ons geenszins tot andere gedachten heeft kunnen brengen en dat wij overtuigd blijven dat een maritieme weermacht in welke samenstelling dan ook voor de defensie van deze gewesten alleszins noodzakelijk blijft, waarhij wij tevens aanteekenen, dat het materieel, dat de Heer Kengen der Marine wenscht te laten, o. i. niet meer den naam van weermacht kan dragen. Wij lichten dan dat gedeelte van het betoog uit, waarin met enkele woorden de opzet van de defensie, volgens de conceptie van S., wordt weergegeven en welke luidt als volgt (blz. 1075) „Om de momenteel door reorganisatie op deze weermachtsdeelen (leger „en vloot) nagestreefde bezuinigingen niet te loor te doen gaan, zal de op- „bouw der luchtmacht slechts een beperkt deel daarvan opeischen. (Wij zijn in dit opzicht minder optimistisch dan S. Elke bezuiniging, op welke wijze ook verkregen, zal ongetwijfeld voor geen ander doel worden besteed, dan verlichting van den algemeenen financieelen toestand, wat inderdaad ook de bedoeling is van de op de weermacht te bezuinigen bedragen. Het vrijmaken van gelden uit de voor de weermacht overgebleven fondsen t.b.v. Men zie ook onder „Uit de vaktijdschriften", achter in dit nummer, hetgeen vermeld is bij „De luchtverdediging van Nederland", door Majoor A. J. Maas, 8ste alinea. Red. 190

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 81