waarbij „beoordeeling" van den aanvoerder de voornaamste factor
WORDT".
Is dit nu een critiek op een stelsel
Ik geloof dan ook dat wij inderdaad in dit opzicht langs elkaar
heen schrijven mijn opponent meent immers zelf „er is weer
critiek, veel critiek (zie boven X.) geleverd op het tegenwoor
dige oefenstelsel maar X. heeft nagelaten aan te geven,
hoe het oefenstelsel dan wel moet worden toegepast" en raakt
andermaal met stelsel en toepassing in den knoop.
N.m.m., en een herhaalde nalezing van mijn vorig artikel be
vestigt mij in deze meening, ontloopen wij elkaar geenszins in het
stellen van de conclusie op bl. 66 „dat niet zoozeer (en dit „zoo
zeer" komt geheel voor mijn rekening X.) het tegenwoordige
oefenstelsel oorzaak is van de overbelasting als wel de wijze, waar
op het wordt toegepast". Ik ben het gaarne met mijn opponent eens
dat ons oefenstelsel, zooals het werd vastgelegd in A.V.O. en V.O.I.
theoretisch inderdaad soepel, aantrekkelijk en vruchtdragend kan
zijn.
Ook geloof ik, dat ons oefenstelsel, voor zoover ik dit beoordeelen
kan, veel overeenkomst zal toonen met dat bij de meeste euro-
peesche legers in gebruik, met dien verstande dat ik uit manoeuvre
literatuur meen te hebben begrepen dat men toch ook hier en
daar weer grijpt naar het oefenen met twee „werkelijke" en zoo
min mogelijk door „vlaggen" voorgestelde partijen, en bovendien
ook aan de „roode" partij meer vrijheid laat.
Maar afgescheiden hiervan is bij ons de toestand niet anders
dan in europeesche legers
Daar een beroepskader, dat jarenlang in één onderdeel en onder
één en dezelfde leiding kan blijven, dat jarenlang in één richting
wordt opgeleid en geoefend en zelf op zijn beurt ook weer in die
richting opleidt en oefentdaar een troep, welke gedurende de
jaarlijksche opkomst en oefening (opleiding) vrijwel geen mutatie
behoeft te ondergaan.
Hier, ondanks alle pogingen en voorstellen, npg immer een voort
durende wisseling van leiders, officieren en kader, een voortdu
rende doorstrooming in den troep.
Hier bovendien een tweeledige taak voor het leger.
Ik erken dadelijk dat ons oefenstelsel, indien het eens eenige
jaren zou kunnen worden toegepast in wat ik dan „europeesche"
omstandigheden zou willen noemen, dus in onderdeelen met zeer
weinig mutaties en fluctuaties, waarschijnlijk geleidelijk tot zeer
goede resultaten zou leiden.
En hiermede geloof ik het ergste „zeer" voor de richtige toe
passing te hebben aangewezen.
Ik geloof, dat ik dan ook deze diagnose mag stellen ons oefen
stelsel zal in zijn toepassing bij den troep geen fair chance krijgen
208