BEVEILIGING. Voorhoede. 45 (5) Indeeling M. bij voorhoede kan noodig zijn, o.a. voor bestrijding van vltn. 49. Bij de achterhoede ruime toevoeging van M. Rustbeveiliging. 68 (1) Toevoeging van M. (open gedeelten en luchtdoelen) bij voorpostendetn. hier en daar noodig. Gevechtsbeveiliging. 84 (3) Inf. moet tijdwinst verkrijgen door het bieden van weer stand daartoe zoo noodig mitrs. toevoegen. HET GEVECHT. 141 (4) Mitrs. en k.m. vormen de hoofdvuurkracht der inf. Mitrs. bezitten een groot afstootend vermogen, doch kun nen ook den eigen aanval rechtstreeks steunen. Meeste uitwerking verrassend en flankeerend. De mitrs. zullen zoo noodig hun vuur reeds op de middelbare afstanden openen. 151. In de verdediging op open gedeelten hoofdzakelijk vuur van M. en k.m. Dit vuur of flankeerend of domineerend. II. G. V. I. ALGEMEEN. (9) e.v. De mitr. is het krachtigste vuurwapen. Vooral opst. achter eigen inf. en op flanken. Groot afstootend vermogen, dus uitermate geschikt voor de verdediging. Bij voorkeur lage middelbare en kleine afstn. tot 800 M. Bij zeer deugdelijke voorbereiding, veel munitie en prijs geven der verrassing kan worden aanvaardook op hoogere middelbare en groote afstn. 18 (2) Klopt thans niet meer De mitrs. ingedeeld in afzonderlijke compn., worden in verband met de ontvangen gevechtsopdracht in grooter of kleiner aantal toegewezen aan bepaalde onderdeelen of wel krijgen, geheel of gedeeltelijk een afzonderlijke vuuropdracht. (het peloton behoort thans organiek tot het bataljon). DE AANVAL. 44 (2) In beginsel steunt de art. zoo lang mogelijk het voorwaarts gaan der inf. Vanaf de middelbare afstn. dus 1200 M. 273

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 39