wordt de korpsgeest aangeweekt (aangewakkerd) door plechtige momenten als beëedigingen. Wie eens zelf den eed van trouw met de hand aan het vaandel heeft afgelegd, het bataljon voor zich heeft zien defileeren onder de tonen van een militairen marsch en dat wel op een leeftijd, dat men voor dergelijke indrukken zoo vatbaar is, die weet welk een gevoel van aanhankelijkheid en liefde voor dat bataljon en op zulk een moment ontstaat. Worden al de genoemde eigenschappen bij de vorming sterk ont wikkeld, ook wordt in dezen tijd het verantwoordelijkheidsgevoel zeer vergroot. De meerdere is niet alleen voor zich zelf, maar ook en vooral voor zijn minderen verantwoordelijk. In een der desbe treffende voorschriften leest men, dat eerst de manschappen en de paarden goed gelegerd en voorzien van het noodige moeten zijn, alvorens het hoogere personeel zich kan terugtrekken. Dit is de basis van de krijgstuchteenerzijds eischt men absolute gehoor zaamheid, maar anderzijds is de meerdere verantwoordelijk voor zijn mindere en heeft hij voor diens belangen op te komen en te zorgen. Een eenzijdig verbreken van dit verband leidt tot onder mijning van de krijgstucht. Naast deze verantwoordelijkheid wordt de meerdere ook met een zekere macht bekleed. De uitoefening van deze macht is hem geleidelijk bijgebracht, zoodat hij niet plotseling met een te groote macht bekleed wordt. Bovendien is de macht niet absoluut, want de militair ontleent de macht aan en weet ze tevens getemperd, door de reglementen en besluiten, langs welke hij heeft leeren denken. Resumeerend de voornaamste eigenschappen, die den militair worden bijgebracht en die voor hem een tweede natuur moeten worden, zijn tucht, gehoorzaamheid, plichtsbetrachting, eerbied voor het gezag en verantwoordelijkheidsgevoel. Maar vooral hij leert zich voelen als een deel van het geheel, zich ondergeschikt voelen aan een groot geheel en deze eigenschap doet den militair groote heldendaden verrichten. Er zijn tallooze voorbeelden van militairen, die zich hebben opgeofferd voor het geheel. Deze eigenschap, het zich met1 opoffering van zijn persoon in dienst stellen van het geheel, is m.i. de meest domineerende van den militair. Ter staving van het voorgaande ben ik zoo vrij uit „Over Mili taire Opvoeding" Holloway pillen voor een jong Officier (v. Kern- pees), dictaat omgangskunst eenige regels aan te halen. „Discipline moet aller wil op het algemeen belang richten. Initiatief, is de drang naar zelfstandig handelen, moet in alle rangen en graden getoond worden. Bevelen en zich doen gehoorzamen is de allereerste plicht van den meerdere. De officier kan er niet genoeg van doordrongen zijn, dat de groote mate van macht, die hij over zijn ondergeschikten uitoefent, een zeer bijzondere is, ten eenenmale afwijkend van 291

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 57