Uit bovenaangehaalde gegevens blijkt, dat bij den militair en den medicus dezelfde eigenschappen ontwikkeld worden. Men zou daaruit de conclusie kunnen trekken, dat de medicus een zeer goed militair moet zijn. „Das ist zu schön, urn wahr zu sein". Het is juist maar al te goed bekend, dat het den medicus moeilijk valt zich thuis te voelen in militair verband. Als wij nu de opleiding van den medicus nagaan, dan zal duide lijk worden, wat het diepgaand onderscheid tusschen den medicus en den militair uitmaakt. De medicus wordt gevormd aan de uni versiteit. Dit brengt met zich mee, zich ontwikkelen in volkomen vrijheid en ongebondenheid. Het is juist het privilege van den studententijd zich geheel vrij te voelen, vrij zijn geestelijke richting te kiezen, vrij te zijn in zijn studies en in zijn dagelijksch leven. Ieder onzer weet, dat elke beperking van deze vrijheden door de studenten als een aanraking van hun persoonlijke vrijheid wordt gevoeld. Reeds deze ongebondenheid in leven, het in vrijheid uit leven van den persoon, doet een belangrijk verschil tusschen beide opleidingen ontstaan. Het groote onderscheid komt echter m.i. eerst door de opleiding tot medicus. De studie voor arts is zoo veel omvattend en mede zoo interes sant, dat de meeste medische studenten geen tijd hebben voor studies op ander gebied, zoodat zij zeer eenzijdig op hun vak georiënteerd raken. Daarbij wordt hem geleerd steeds den enkeling te zien, het individu is voor den medicus hoofdzaak, de arts is daai om den enkeling te helpen, zelfs al zou dit schade voor de gemeen schap opleveren. Steeds klinkt hem daarnaast de waarschuwing in de ooren, dat hij nooit generaliseeren mag. Ik herinner mij nog zoo goed de woorden van mijn leermeester Nolen „dit geval verloopt niet zooals in het boekje". De minachting voor den algemeenen regel sprak duidelijk uit elk woord. Daarbij moet de medische student al zeer vroeg leeren alle waargenomen gegevens in zijn geest te rangschikken en daar zelf conclusies uit te trekken. Het is steeds individualiseeren. Ook in zijn geest komt de minachting voor algemeene regels op. Het is zijn persoon, die een groote rol speelt in de waardeering van de genomen verschijnselen. Dit doet bij velen een overwaardig denkbeeld ontstaan. Dit wordt in de praktijk versterkt door den invloed van den patiënt en diens omgeving. Naar het oordeel van dezen hebben wij het lot van de menschen in onze hand, elk woord van ons wordt gewikt en gewogen. We worden met ontzag ontvangen. Alle hoop is op ons gevestigd, wij zijn de vraagbaak voor tal van families. Dit steeds afgaan op eigen inzicht, doet het eigen oordeel wet worden. Een hooger gezag wordt niet erkend. Daarbij is de medicus gewoon persoonlijk de verant woording voor ernstige besluiten te nemen. 293

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 59