Dezelfde persoon in militairen zin verre onze meerdere raad pleegt ons als medicus, komt met zijn klachten en bezwaren tot ons, verwacht met spanning ons oordeel, dat voor hem bijv. een afbreken van zijn carrière kan beteekenen. Daartegenover raadpleegt ook de mindere militair ons. Ook hij verwacht van ons en zeer te recht dezelfde behandeling. Voor hen beiden zijn wij de medicus en zij zijn voor ons patiënten. Ieder onzer weet ook, dat wil de medicus succes boeken, er een band van vertrouwen moet zijn tusschen medicus en patiënt. De officier van gezondheid moet dezen band weten te bewerkstelligen, zoowel met zijn hoogsten militairen chef, als deze hem raadpleegt als met den eersten den besten fuselier. In dit mengsel van militaire en niet-militaire hoedanigheden moet de officier van gezondheid zijn weg leeren vinden. Als wij nu de bezwaren van een niet militaire vorming van den officier van gezondheid verder nagaan, dan rijst de vraag wat levert de niet militair gevormde officier van gezondheid voor be zwaren op voor het leger in het geheel en voor zijn dienst in het bijzonder Naar mijn meening vallen de bezwaren direct voor het leger in zijn geheel nog al mee. De officier van gezondheid wordt alge meen gewaardeerd als medicus. Als hij zelf niet al te afwijzend staat tegenover de andere militairen worden hem zijn tekortkomin gen gaarne vergeven. Wie zijn oor te luisteren legt bij officieren en minderen van andere wapens en diensten, die hoort wel„dat was een goed dokter", „die had hart voor de menschen" en „dat was een man, die maar weinig voor zijn vak voelde". Tot nog toe hoorde ik nooit „dat was een slecht militair" en „dat een goed". Dit is uit den aard der zaak zoo. Wij behooren tot een technisch dienstvak en op onze technische eigenschappen worden wij beoordeeld. Bezwaren voor den M.G.D. Voor den eigen dienst lijken mij de bezwaren belangrijk grooter. Hier komt de officier van gezondheid in militairen zin als meerdere te staan t.o. van zijn minderen. Hier is het niet zijn medische kennis, doch zijn militaire eigenschappen, die een groote rol spelen. De officier van gezondheid heeft daar de volle plichten en rechten van den militair en is daar in vollen zin werkzaam als militair. Wanneer wij belast zijn met zalen, of zelf een hospitaal ter beschikking hebben, zoo hebben wij militair per soneel onder ons en in deze verhouding is het waarin de militaire eigenschappen een rol spelen. De aanhaling uit het M.O. en de andere boekjes, gelden dan ook ten volle voor ons. Een wil ik nog maals herhalen. „De officier kan er nooit genoeg van doordrongen zijn, dat de groote mate van macht, die hij over zijn ondergeschikten uitoefent een zeer bijzondere is, ten eenenmale afwijkend van de normale verhoudingen, waarin de menschen in de gewone maatschappij tegenover elkander staan, dat dit bijzondere hem niet toekomt als mensch, maar alleen en uitsluitend als officier". 295

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 61