304 Slot. „Nederland kreeg Indië terug". „In 1814 werd in Europa weer orde gebracht in den politieken chaos. Ne derland ontving al de voormalige bezittingen der Bataafsche Republiek .„in Oost-Indië terug, maar de Kaap de Goede Hoop, Demerary, Essequibo .„en Berbice bleven onder Engelsche vlag. „Dit is meer geluk dan wijsheid geweest. Mocht Nederland zijn overzeesche .„gewesten ooit weer onder andere vlag zien overgaan, dan zal het deze voor „altijd kwijt zijn. In 1814 heeft de welwillendheid van de groote mogendheden, „hebben politieke overwegingen Nederland een koloniaal rijk toegedacht. „In het heden heeft Nederland van een zoodanige welwillendheid, evenmin, „als van politieke bespiegelingen iets goeds te verwachten. Het moet in Indië „paraat willen zijn, zoo nietgedenke het 1811. H. BOEKBESPREKING. La Campagne de 1' Irak 1914 1918. Commandant M. Moukbil Bev (Editions Berger-Levrault). Dit boek behandelt den zoo merkwaardigen veldtocht in Mesopotamië. In het eerste deel geeft de schrijver, die tijdens den oorlog als stafofficier werkzaam was in den staf van het Vie Turksche leger, een overzicht van de gebeurtenissen van en met de landing der divisie Barrett in de Perzische golf (Nov. 1914) tot en met de bezetting door de Engelschen van Mossoul (Nov. 1918). Aan Turksche zijde ving men geheel onvoorbereid den strijd aan zelfs beschikte men niet over deugdelijke kaarten van het operatietooneel, zoodat een dankbaar gebruik gemaakt werd van de goede Engelsche kaarten, die den Turken van tijd tot tijd in handen vielen. Bovendien schijnen de opera- tiën aan Turksche zijde ongunstig beïnvloed te zijn door de directieven van den Duitschen generalen staf, welke de Turken aanspoorden tot offensieve operatiën in de richting van den Caucasus en in Perzië. Daardoor stond tijdens den tweeden opmarsch van de Engelschen naar Bagdad in 1917 het XlIIe legerkorps, ter sterkte van 2 divisiën en bestaande uit de beste Turksche troepen, vrijwel werkeloos aan de Perzische grens het kon eerst aan den strijd tegen de Engelschen deelnemen, nadat Bagdad was gevallen. De operatiën van dit korps in Perzië waren het gevolg van de beslissing, die aan Turksche zijde viel na de capitulatie van Townshend in April 1916. Deze beslissing, waaraan de schrijver lezenswaardige beschouwingen wijdt, luidde, dat het gros der Turksche troepen zich tegen de Russen zou keeren, die onder generaal Baratoff uit Perzië langzaam in de richting van Bagdad oprukten, terwijl tegen de Engelschen onder generaal Gorringe, die tot ontzet van Townshend tot nabij Kut-el-Amara waren opgerukt, zwakke krachten ter vertraging van den Engelschen opmarsch zouden worden achtergelaten. De schrijver veroordeelt deze beslissingop goede gronden betoogt hij, dat men aan Turksche zijde na de capitulatie van Townshend eerst met Gorringe had moeten afrekenen waartoe op dat moment de benoodigde krachten en het moreel aanwezig waren om zich eerst "daarna tegen Baratoff te wenden. Het tweede deel van het boek behandelt meer in details de belegering van Kut-el-Amara. Volgens den schrijver kan de uitputting der Engelsche troepen tengevolge van den 6-daagschen terugtocht van Selman Pak (Ctesiphon) over een afstand van 130 km, geen deugdelijk motief genoemd worden voor het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 70