310 tische en strategische verkenners), jachtvliegtuigen (eenpersoons en tweezits jagers), bommenwerpers (dag en nacht-bommenwerpers) en het „Mehr- zwecke flugzeug", het „Torpedo flugzeug", de „Sturzflugbomber" en „Kampfmehrsitzer", bespreekt Schr. op overzichtelijke wijze de technische ontwikkeling van het luchtwapen. De vliegcapaciteiten spelen bij de ontwikkeling de hoofdrol, de wapen techniek komt eerst in de tweede plaats. Op het einde van den wereldoorlog hadden de jachtvliegtuigen een maximum snelheid van 220 km. per uur. Deze vliegtuigen hadden motoren van 180 tot 200 P.K. en bereikten een hoogte van 6000 m. in 14 tot 15 minuten. De verkenningsvliegtuigen stonden in performance aanzienlijk bij de jachtvlieg tuigen ten achter, dit was in nog grootere mate het geval bij de bommen werpers, welke slechts een maximumsnelheid bereikten van 120 tot 140 km. per uur. Thans kunnen de jachtvliegtuigen bijna een 2 maal zoo groote maximum snelheid ontwikkelen als in 1918, terwijl de nachtbombardements-vliegtuigen bijna zonder uitzondering de snelheden van de jachtvliegtuigen van 1918 overschrijden. Een grafiek verduidelijkt 's Schrijvers betoog omtrent de ontwikkeling der snelheden. Opvallend is de stijgende lijn welke is waar te nemen in de laatste jaren, zoowel wat betreft de snelheden van de jacht vliegtuigen als die van verkennings- en bombardementsvliegtuigen. De jachtvliegtuigen kunnen met hooge-compressiemotoren een plafond be reiken van 8500 tot 10500 m., de moderne dagbombardements-vliegtuigen stijgen tot 8000 m. hoogte en de nachtbommenwerpers tot 6000 m. De bom- menlast welke door tweemotorige bommenwerpers met een actieradius van 800 tot 1000 km. kunnen worden medegevoerd wisselt van 500 tot 1000 kg. In verband beschouwd met de vorderingen op technisch gebied en de sedert het einde van den wereldoorlog opgevoerde vliegprestaties, is de verbetering van de militaire uitrusting betrekkelijk gering. In elk geval zijn valschermen, zuurstofapparaten, radiouitrustingen welke in 1918 nog een vrij lage trap van ontwikkeling bereikt hadden, thans vertrouwde en beproefde hulpmiddelen geworden voor den oorlogsvlieger. Nog steeds worden mitrailleurs van klein kaliber gebruikt, vast ingebouwd bij den bestuurder om in de vliegrichting te vuren, dan wel op een mitrail- leurring geplaatst om bediend te worden door den waarnemer. Ten einde de vuuruitwerking te vergrooten is men er toe overgegaan het aantal wapens te vermeerderen en wel door beweeglijke mitrailleuropstellingen van een dubbelmitr. te voorzien en bij jachtvliegtuigen dikwijls 4, in som mige gevallen zelfs 6 mitrailleurs in de vleugels te bouwen, zoodat de vuur bundels vallen buiten het vlak van den propeller. Tenslotte vestigt Schr. de aandacht op de oplossingen, welke zijn gevonden om een vrijwel onbeperkt schootsveld te verkrijgen in het bijzonder bij bommenwerpers, waarbij vooral de mogelijkheid om naar achteren en naar beneden te schieten een belangrijke kwestie is. Moreele factoren. De Militaire Spectator, Dec. 1933. „Het „Moreel" van den troep", door Prof. Dr. F. J. J. Buijtendijk. Schrijver stelt de vraag „Wat bedoelt men eigenlijk met het moreel van den troep In het algemeen verstaat men daaronder de strijdlust en gevechtskracht, doch indien men nader op de zaak ingaat bemerkt men, dat niet gehoor zaamheid, discipline, orde, lichamelijke gezondheid, opgewektheid, saam- hoorigheid of welke andere lichamelijke of geestelijke eigenschap bedoeld worden, maar een eigenaardigheid van den troep als geheel, welke „de acti viteit der personen in een hoogere laag van het leven heft." Volgens Schrijver is „moreel" de graad van centreering, van gebondenheid aan een domineerende factor, welke zelf niet uit de sfeer van het individueele leven te verkrijgen is, maar van „elders", van „hooger", in dit leven daalt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 76