317 op het gevechtsveld te bereiken. Daarnaast een geluidmeetdienst, welke tot op afstanden van 20 K.M. zal weten te werken ten behoeve van de artillerie- bestrijding. Ten slotte een eenvoudige en gemakkelijk te vervoeren inrichting voor het electrisch overbrengen van de vuurgegevens van de waarn. posten naar de stukken. H. Intendance, Iegerverpleging, enz. Militaire Spectator, Oct. 1933. Eerste Luitenant J. H. Jager vervolgt zijn artikel: „Aan- en Afvoer" (zie tijdschriftenoverzicht in I. M. T. 1933 No. 12). Schrijver vangt aan met een beschouwing over de vervanging van proviand wagens bij den troepentrein door proviandauto's. Het groote voordeel dezer motoriseering is, dat niet meer behoeft te worden vastgehouden aan den maximumafstand van 15 K.M. van aanvullingsplaats tot troep. Bij rijproeven is gebleken, dat den modernen vrachtauto v. w. b. het vervoer langs min of meer slechte wegen niet meer bij de wagens met paardentractie ten achter staat. Een bezwaar is de aanvoer van bedrijfs- en onderhoudsstoffen. Dat men tot motoriseering van een groot deel van den bagagetrein zal moeten overgaan, kan naar schrijvers meening, wel als vaststaand worden aangenomen. De uitrusting van den man is langzamerhand zoodanig in gewicht toegenomen, dat een deel ervan naar den trein zal moeten worden overgebracht. Uit marschtechnisch oogpunt behoeft de indeeling van pro viandauto's geen bezwaar op te leveren. Zij zullen sprongsgewijs het marcheerende bataljon kunnen volgen. Zulks is niet het geval met de gevechtstreinen, aangezien deze bij de onderdeelen moeten blijven marchee- ren. Deze zullen dan ook voorloopig niet kunnen worden gemotoriseerd. Daar de 5 proviandwagens per bataljon een laadvermogen hebben van 5 ton, zou ter vervanging hiervan met 3 auto's kunnen worden volstaan. Dit is echter niet verantwoord, daar iedere compagnie z.n. over een eigen proviand auto moet kunnen beschikken. Schrijvers conclusie is, dat de 5 proviandwagens per bataljon moeten worden vervangen door 5 proviandauto's. De dienst op een aanvullings plaats levensmiddelen wordt verricht door een sectie verplegingstroepen (munitie en geniemateriaal wordt behandeld een sectie munitie- of materieel- werkers). Elke divisiëngroep heeft in beginsel 2 aanvullingsplaatsen levens middelen, d.i. 1 per divisie. Deze verplegingstroepen, munitiewerkers en materiaalwerkers behooren tot de Compagnie Aan- en Afvoertroepen (C. A. A.), waarvan iedere Div.Gr. er een (ter sterkte van 6 sectiën) heeft, en de Lichte Brigade een ter sterkte van 3 sectiën. Elke van deze sectiën behoort te beschikken over een eigen auto, voor het vervoer van de hulp middelen noodig om die sectie geheel zelfstandig te kunnen laten werken. Zoo worden voor de sectie verplegingstroepen op dezen auto meegevoerd verlichtingsmiddelen, dekzeilen, een officierstent, een zestienmanstent, aan wijsborden, handwijzers, vlaggen, pioniergereedschap, weegwerktuigen, ge wichten en slagersgereedschap. Gedurende de oefeningen in 1933 had de verpleging der troepen plaats, zooals in oorlogstijd het geval zal zijn. Er werden eindstations en eenige aanvullingsplaatsen levensmiddelen in werking gesteld. Het detachement-eindstation en de verplegingssectie van de C. A. A. werden samengesteld uit militairen, die ook in oorlogstijd deze functie zullen moeten verrichten, zoodat de noodige ervaring en oefening kon worden opgedaan. Ook zij die in oorlogstijd als verplegingsofficier zullen moeten optreden, werden gedurende de oefeningen als zoodanig ingedeeld. De levensmiddelen worden zonder voorafgaande aanvraag dagelijks naar de troepen gezonden. Zij behoeven m.u.v. brood en vleesch slechts in ont vangst te worden genomen, v.z.v. benoodigd. Het is dus mogelijk ter plaatse aangetroffen voorraden direct te benutten. Het restant blijft op de aanvul lingsplaats liggen, indien deze ook den volgenden dag gehandhaafd blijft, of gaat terug naar het eindstation. Waschgoed wordt zonder aanvraag door

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 83