derdaad sloot de 1-III-38 Füs. R. zich bij het 10 Gren. R. aan,
terwijl de 3e cie werd aangewezen als dekking voor de 1-1-42
F.A.R., welke naar voren was gebracht tot aan de NO. punt van
het Bois de TINTIGNY.
Te 14.20 ging het reg.bevel voor den aanval uit, waarbij het
op den linkervleugel staande III batn 's vijands vleugel van links
zou omvatten en oprollen. In het Bois loste de aanvalsgroep zich
in verschillende afzonderlijk kampende afdn op, van welke het
enkele toch lukte om den ZW.-rand van het Bois te bereiken ter
hoogte van den grooten weg naar SAINTE MARIE, en van welke
stelling uit de heuvel 369 kon worden aangegrepen. Te 16.00 was
deze heuvel in Duitsche handen, terwijl te 17.00 1-10 Gren. R.
en 11-38 Füs. R. ook in BELLEFONTAINE doordrongendeze
laatste stoot werd ook medegemaakt door de laatste reserve
2,4-111-38 Füs. R. die om 14.00 bevel had gekregen om den
aanval van de Grenadiers verder te helpen brengen. Voorbij het
midden van het dorp konden de Duitsche troepen echter niet
doordringen tengevolge van het zware art.vuur, dat op het
dorp lag.
Korten tijd daarna kreeg de brigade bevel om het front meer
naar ST. VINCENT om te zwaaien, en daar in nauw verband
te blijven met de XXII Brigade. Zij het ook onder aanmerkelijke
verliezen door 's vijands artillerievuur gelukte dit tegen het in
vallen der duisternis voor een gedeelte der troepende totaal
dooreen geraakte verbanden maakten echter het nut van deze
laatste operatie volkomen illusoir. De brigade bracht den nacht
door, verdeeld in 4 groepen, zonder eenig verbandde eerste
groep lag O. van ST. VINCENT, de tweede ZW. van TINTIGNY,
de derde NW. van TINTIGNY en de vierde NO. van TINTIGNY
111-10 Gren. R. trok eerst te 18.30 uit den NO.hoek van BELLE
FONTAINE terug.
De artilleriesteun, welke de XXI Brigade had genoten, was
hoogst onvoldoende geweest, zoodat het niemand zal verwonderen,
dat de beide regimenten, die verscheidene krachtige aanvallen op
een sterkeren en uitstekend door artillerie gesteunden vijand
uitvoerden, zware verliezen leden. Men zie in ondervolgenden
staat de wederzijdsche sterkte-verhoudingen
251