415 ben ingevolge het Verdrag van Versailles, als oorlogsbuit zou men kunnen zeggen, reeds voordat de Volkenbond bestond en er van een Pact sprake kon zijn. Bovendien stelt de Bond in art. 22 van bedoeld Pact enkele eischen aan een mandataris, welke o.a. hierop neerkomen, dat deze door zijn geo grafische ligging in staat moet zijn de verantwoordelijkheid voor het mandaat te dragen en geenszins, dat deze lid van den Bond is. Ook op grond van deze overweging zal Japan de mandaatgebieden welke het uit hoofde van zijn strategische positie niet zal kunnen missen, niet meer afstaan. Al zou men uit bovengenoemde publicatie kunnen concludeeren, dat Ja pen achteraf zijn uittreden in zekere opzichten betreurt, aan den anderen kant zijn de voorwaarden van dien aard, dat inwilliging daarvan door de andere mogendheden moeilijk kan worden verwacht. Er kan in ieder geval over worden gepraat en dat is in deze tijden van toenemende spanning op economisch gebied (om hierbij te blijven) al veel waard. De periode 1935 1936 biedt overigens nog voldoende stof, welke de toestanden kunnen ver scherpen. Gememoreerd worden slechts de tegen dien tijd goed doorwer kende tariefmuren en contingenteeringen, het afloopen van de Londensche en Washington-tractaten, waardoor de mogelijkheid van een hernieuwden bewapeningswedloop ter zee alleszins mogelijk wordt, het gereedkomen van het tweede Russische vijfjarenplan. Het „Mil. Wochenblatt" van 18 Januari 1934 No. 27 bevat een ongeteekende- studie „Engeland und der Nahe Osten", waarin de ontwikkeling van den Engelschen invloed in Perzië en omgeving in beschouwing wordt geno men. De neiging valt bij Engeland te onderkennen aan de landverbinding met Indië de voorkeur te hechten boven de bestaande zeeverbinding, welke blijkbaar niet meer de noodige zekerheid biedt. Plannen schijnen te bestaan voor het aanleggen van een spoorverbinding van Karachi uit, door Zuid- Perzië over Bagdad naar Haifa aan de Middellandsche Zee. Behalve een tweede en snelle verbinding met Indië, zou Engeland daardoor vasten voet in Perzië verwerven. In hoeverre de uitvoering mogelijk zal zijn, valt moei lijk te zeggen, doch, aldus het artikel, tot dusverre heeft Engeland weten uit te voeren, wat het in verband met zijn wereldpositie noodig oordeelde. Hierbij dient niet vergeten te worden, dat Perzië nu niet bepaald vriend schappelijk staat tegenover Engeland zooals bij voortduring blijkt uit den strijd om de Perzische olie. Ook zal rekening moeten worden gehouden met tegenstand van Frankrijk, dat van zijn Syrisch mandaatgebied uit eveneens een aanval op de Perzische olie en andere belangen zal doen. Ten slotte Rusland, dat in Noord-Perzië een zekere invloedssfeer bezit of tracht te scheppen. De bouw van de lijn HaifaBagdad is echter reeds begonnen en de aanleg van een pijpleiding van deze haven naar de Engelsche oliegebieden in Mosoel zal binnen twee jaren gereed zijn. Afhankelijk van de verhouding met Perzië zou dan begonnen worden aan de verdere verbinding met Ka rachi Schr. stelt de vraag, welke houding Egypte in de toekomst t.a. van het Suezkanaal zal aannemen, of het dit aan Engeland verder in beheer zal overlaten dan wel of het de exploitatie zelf ter hand zal nemen. Intusschen is dit laatste punt niet urgent, omdat het concessie-verdrag te dien aanzien met Engeland loopt tot 1968. Hoe het ook zij, het belang van het Suez kanaal zal ongetwijfeld met het tot stand komen van bovenbedoelden spoor weg ernstig worden geschaad. Interessant zal het zijn, zooals schr. zegt, „zu verfolgen wie die Englander „die ihrem neuen Plan entgegenstehenden Hindernisse beseitigen werden „und vor allem wie sich der Machtkampf zwischen England und Ruszland „in Persien (zum wievielten Male schon zu dem es zweifelsohne kommen „musz, abspielen wird. Werden nur die üblichen „asiatischen Methoden" „zur Anwendung kommen oder werden sich diesmal London und Moskou „selbst bemühen mussen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 103