1032
voering van de dracht, indien dit ten koste van de duurzaamheid van het
geschut geschiedt. Ein Feldgeschütz, das sagen wir nach rund 5000 Schüsse
kein sicheres Schieszen mehr zulasst, ist bei den riesigen Anforderungen,
welche ein neuzeitlicher Krieg an jedes einzelne Geschütz besonders in
einer Armee mit einer kleinen Ausrüstung stellen wird, geradezu unmög-
lich. Bovendien wordt gewaarschuwd tegen een te klein kaliber. Opvoering
van het kaliber tot 8 a 9 cm. is beter dan opvoering van de Vo. bij het
kleine kaliber. In Frankrijk is een sterke strooming om het kaliber van 7,5
cm. op te voeren tot 9 cm. Het eenhsidsveldgeschut wordt door J. veroordeeld.
Men behoude naast het veldkanon de veldhouwitser met een iets grooter
kaliber dan 10,5 cm.
De vooruitgang van de chemische oorlogsindustrie sedert den wereldoorlog
wordt door J. niet hoog aangeslagen. Volgens zijne meening hebben de
z.g. nieuw ontdekte gassen geen andere eigenschappen dan die, welke reeds
in den oorlog werden gebruikt. Bovendien acht hij het gebruik van gas-
projectielen in een toekomstigen oorlog dubieus. De geweldige munitievoor-
raden, die hiervoor noodig zijn, kunnen bezwaarlijk in een bewegingsoorlog
worden aangevoerd.
Voor de zware artillerie wordt verlangt een 15 cm. houwitser (dracht
14 km), een 21 a 22 cm. mortier (dracht 14 km), een 10,5 cm kanon (dracht
16 18 km) en een 15 cm kanon (dracht 25 km), alle beweegbaar in het
terrein en voor het vervoer onafhankelijk van de spoorbaan. Zwaarder
geschutsoorten zijn voor den bewegingsoorlog niet noodig. Voor het overwin
nen van den weerstand der steeds sterker wordende grensvestingen zijn
echter mortieren van 40 tot 50 cm wel gewenscht. Het nut van lange kanon
nen met buitengewone dracht, zooals het „Paris-Geschütz" van 28 cm met
120 km dracht, wordt ontkend in verband met den korten levensduur (50
a 100 schoten).
Na nog eene opsomming van andere technische middelen te hebben gegeven,
besluit overste Justrow met te wijzen op de groote beteekenis van de mo
derne oorlogstechniek voor de huidige operatieve oorlogvoering.
Technischer Rundblick (Mil. Wochenblatt van 18 Juni 1934) door Obefst
D. Blümner. Hierin wordt een kort overzicht gegeven van de laatste gege
vens op materieel gebied van de verschillende weermachten.
In den Franschen Generalen Staf is eene „Afdeeling voor bewapening en
technische beproevingen' opgericht, een juiste en vooruitziende maatregel,
die ook noodig is, opdat niet in technische zaken het Ministerie van Oorlog
onafhankelijk handelt van de Legerleiding. Als voorbeeld wordt aangehaald
hoe de vechtwagens kort na hun uitvinding in den wereldoorlog in Oosten
rijk alleen om autotechnische, in Duitschland alleen om artillerie-technische
redenen werden afgekeurd.
Het vechtwagenvraagstuk is nog steeds niet opgelost. Amerika en Engeland
houden het op eene lichte pantsering en groote bewegelijkheid. Frankrijk
houdt nog vast aan een zware gepantserde wagen. Tot dusver gebruikt men
in Frankrijk zware wagens, bewapend met een houwitser van 15 cm en korte
kanonnen van 7 cm, zoomede met een 10-tal mitrs. De bij de laatste herfst-
manoeuvres gebruikte wagens hebben een 15,5 cm kanon in den voorsten
toren, een 7,5 cm kanon in de uitstekende achtertoren en een 10,5 cm kanon
in den romp bovendien zijn in den romp nog 12 mitrs en 6 res. mitrs. Deze
wagens zijn 10 m lang, 3 m breed en zouden slechts 70 a 80 ton wegen
bij eene 50 mm dikke pantsering, waarvan de samenstelling geheim wordt
gehouden. Daarnaast gebruikt Frankrijk een nieuw model lichte wagen,
die slechts 50 cm. hoog, 80 90 cm breed en 2% 3 m lang is. Deze wagens
zijn bemand met een liggenden schutter, die den in den boeg geplaatsten mitr.
bedient en met zijn voeten den achterin geplaatsten motor.
Japan. Aanval van de vechtwagens ter ondersteuning van den Injanterie-
aanval. In dezelfde aflevering van het Mil. Wochenblatt (naar gegevens van