426 serveerden vorm, om te kunnen dienen voor de buitenlandsche markt. In 1916 werden afgevoerd 4000 wagons broodgraan,, 570 wagons haver, 1250 wagons maïs. In 1917 9000 wagons broodgraan. In 1918 11500 wagons broodgraan, 500 wagons haver, 40 wagons boonen, 1100 wagons aardappelen en 7000 wagons maïs. In bedrijf werden gesteld graanmaalderijen, droog installaties voor maïs, een fabriek voor veevoeder, een fabriek voor het verwerken van afvalproducten der vruchtensappen, een fabriek voor ver vaardiging van zuurkool en een voor het vervaardigen van zakken, terwijl tenslotte ook de varkensteelt onder het beheer van deze afdeeling werd gesteld. De ooftafdeeling legde zich toe op de fabricage van geconserveerde en gedroogde vruchten, jams, marmelades, wijn en brandewijn, alsmede de teelt van tafelooft, dat op aanlokkelijke wijze verpakt, voor de buiten landsche markt bestemd was. Deze afdeeling werkte slechts voor een klein gedeelte voor het achterland. De producten werden tegen goede prijzen van de producenten afgenomen, zoodat weinig moeilijkheden werden onder vonden om de voorraden te achterhalen. Een belangrijk product was de brandewijn, waaruit tenslotte spiritus en zuivere alcohol werden bereid, aan welk product o.a. in Duitschland een belangrijk tekort bestond. Daarom werd reeds in Aug. 1916 de geheele te verwachten opbrengst bij voorbaat in beslag genomen. Een verbod tot vervoer dezer producten zonder speciale vergunning, vergemakkelijkte het achterhalen der voorraden. Een afzonder lijke transportafdeeling zorgde voor het verzamelen en afvoeren der ver schillende waren. Voor den oogst van het jaar 1917-1918 kon men, op grond van de ervaring van het voorgaande jaar, tijdig voorbereidingen treffen om de productie meer in overeenstemming te brengen met datgene waaraan de Centralen gebrek hadden. Zoo werd aandacht besteed aan het bereiden van belangrijke hoeveelheden kaseïne, een onmisbare kleefstof voor het vervaardigen van vliegtuig-draagvlakken. De opbrengst aan broodgraan werd opgevoerd tot Vs van de totale hoeveelheid, welke voor de legers der Centralen benoodigd was. In de behoefte aan jams, vruchten e.d. voor de hospitalen in het vaderland werd bijna uitsluitend voorzien door hetgeen uit Servië werd aangevoerd. De exploitatie van het Servische land werd geleid door eenige officieren der intendance, aan wie waren toegevoegd een 24-tal reserve-officieren (meest vaklieden), en eenige honderden militairen van lageren rang. Aan de transportafdeeling werd de beschikking gegeven over een 240-tal krijgsgevangenen voor het verrichten van dragersdiensten. Bulletin Beige des Sciences Militaires, Febr. 1934. „L'Entretien du Soldat dans les armées Romaines", door Capitaine en Ier, Intendant C. Avaert. Na een korte beschrijving van het wezen en de recruteering der Romeinsche legers, wordt een overzicht gegeven van de sol dijen der soldaten en de fondsen, welke noodig waren om deze legers op de been te kunnen houden. Zij ontvingen hun voedsel in hoofdzaak in den vorm van graan, dat zij met handmolens tot meel moesten vermalen, om daaruit hun brood te bereiden. Meestal werd dit graan voor de behoefte van 14 dagen verstrekt, indien zij te velde zouden trekken. Soms werden hieraan nog spek, linzen en boonen toegevoegd. Ieder soldaat droeg zooveel hij kon in een zak op den schouder. Voor de rest werden draagpaarden en karren gebruikt. De laatste werden voornamelijk gebruikt voor het transport van wijn, wapens en brandewijn, waarvan het verbruik zeer groot was. Militaire operatiën werden niet aangevangen, alvorens de noodige magazijnen waren opgericht en voorzien van graan, hout, fourage, water, wijn, brandewijn en zout. Deze magazijnen werden ingericht in de buurt van het te verwach ten gevechtsveld. In een vijandelijke streek werd aan de bevolking opge dragen dergelijke magazijnen in te richten. Reeds toentertijd was aan ieder Legioen een commissaris voor de voedselvoorziening toegevoegd, wiens taak het was te zorgen, dat de magazijnen steeds gevuld waren en de soldaten

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 114