427
het noodige voor hun levensonderhoud hieruit ontvingen. Indien noodig
zorgde hij ook voor het transport van de magazijnen naar de troepen. De
Romeinsche soldaat zorgde zelf voor zijn kleeding, welke hoofdzakelijk
bestond uit schoeisel, tunica en mantel. Bij felle koude droeg hij nog een
soort hemd, en tenslotte het kuras. Het schoeisel bestond uit lederen sandalen
door lange, om de beenen gewonden, banden vastgehouden. Een groot
aantal werklieden vergezelde de troepen. Hun werktuigen werden op speciale
voertuigen medegevoerd.
Revue du Service de l'Intendance Militaire, November-December 1933.
Een belangrijk deel van dit nummer is gewijd aan een congres dat in
ANGERS werd gehouden ter bespreking van: „La Question du Blé." In
Juni '33 werden in deze plaats de z.g. „Journées du Blé" gehouden, waarop
de economische positie van de graancultuur in dit deel van Frankrijk van
alle zijden werd bekeken. De intendance heeft steeds een belangrijk aandeel
in deze conferenties, omdat het leger een der voornaamste consumenten van
het Fransche graan is en de intendance de schakel vormt tusschen dezen
consument en de producenten. De hieraan gewijde artikelen geven een over
zicht van de situatie van den graanbouw in deze streek t.o. van de wereld
markt en van het prijsverloop van het graan in de provincie ANJOU.
de B.
Geneesk. Dienst, enz.
„The value of studies in health and sanitation in war planning" by Major
Edgar Erstrine Hume, M. C., U. S. Army (the military surgeon, Dec. 1933).
Dit is een zeer enthousiast en lezenswaardig artikel over de waarde van
gezondheid en hygiëne gedurende de operatiën. Er wordt ten overvloede nog
eens gewezen op het groote aantal aan ziekte gestorven soldaten vergeleken
met het betrekkelijke kleine aantal gesneuvelden in vroegere oorlogen.
Verschillende meeningen en gezegden van officieren, zoowel van oudsher
als van tegenwoordig worden aangehaald. Enkele mogen hieronder volgen.
„Indien het misdadig is voor een officier om duizenden levens door zijn
roekeloosheid op te offeren, waarom zou het minder misdadig zijn wanneer
tweemaal dat getal door zijn onverschilligheid op hygiënisch gebied in het
hospitaal wordt gebracht". (Benjamin Rusch, militair arts in de Ameri-
kaansche vrijheidsoorlog)
De Bougainville van de Fransche marine in Amerika schreef tijdens die
vrijheidsoorlog„Ik heb met diepen spijt bemerkt, dat we in al onze be
raadslagingen nooit gelet hebben op de physieke gesteldheid onzer soldaten
en matrozen, alsof de gezondheid der manschappen niet de basis was van alle
militaire operatiën".
„In de leiding van den oorlog beseft de aanvoerder, dat zijn strenge plicht
vordert, dat hij ten zeerste let op zijn militair doel. Hij kan zich geen mensch-
lievende overwegingen veroorloven. Het land, dat hij moet verdedigen
is in gevaar en militaire noodzaak gaat voor alles. Dus de eerste plicht van
den medischen, als van eiken anderen, dienst is te helpen in het bevechten
van de beslissing. De medische dienst heeft geen andere reden van bestaan.
De behandeling van zieken en gewonden is zelfs niet eens de belangrijkste
taak van den medischen dienst. De militaire arts zal de laatste zijn om deze
taak te kleineeren, want de zorg voor de gewonden is de eenige verzachtende
trek in den grimmigen oorlog. Maar deze rol, hoe edel ook, zou het bestaan
van een medischen dienst als een integraal deel van de militaire machine,
niet rechtvaardigen. Het doel van den gezondheidsdienst is, er uit alle macht
voor te zorgen dat de legeraanvoerder voortdurend voorzien wordt van de
strijdbare mannen die hij noodig heeft". (Sir John Goodwin).
In het leger is prophylactische geneeskunde van meer belang, dan de
curatieve geneeskunde. Een goede medische dienst kan niet alleen voorko
men, dat de manschappen sterven door koorts en ziekten, maar houdt ze ook
sterk en fit. Dit is een directe militaire hulp.