gnie Mahaut) gaat in den looppas vooruit,vindt de huizen
verlaten gaat recht door naar het Noorden den heuvel
440 op En aan den kam gekomen ziet men 's vijands ge
bied in een beeldje, dat ik op Bijlage 9 heb vastgelegd. Ik maakte
de opname precies van de plaats waar Mahaut aan den kam kwam
vóór zich aan zijn voeten zag hij (ik hoop dat de reproductie
niet al te zwak wordt) beginnende aan den voet der twee donkere
sparretjes den weg naar BERTRIX loopen, en op dien weg
(zie I.M.T. blz. 557 bovenaan).
Hadden nu de Franschen óók het eerst het BOIS D'OSPOT
bezet, dan zou die stelling van de voorhoede der brigade wellicht
op den duur niet te houden zijn geweest tegen een zoo groote
overmacht, maar voor een débacle zou dan toch geen reden zijn
geweest. Edoch de Duitschers houden nu eenmaal niet
van halve maatregelen, maar voeren van den eersten dag af een
harden, doelbewuisten krijg. Zóó zijn van S- 440 de eerste schoten
gevallen of een geheele brigade en een afdeeling artillerie worden
ingezet80 res. I.R. en 1 batn-87 res. I.R. gaan de 440 op, de rest
van het 87 res. I.R. gaat het BOIS D'OSPOT in en omvat de
Fransche voorhoede als in een tang. Van dat oogenblik af was
er voor alles wat den reeds genoemden wegdam door het dal had
overschreden geen redding meer mogelijk het voorhoederegiment,
23 R.I. col., is dan ook vernietigd het verloor 40 officieren en
2050 man.
Maar al was dan de positie van de voorhoede NÈPLE uiteindelijk
wanhopig, zoo lang zij zich in front kon handhaven, was zij op den
heuvel 440 ook moeilijk aantastbaar, omdat het dal van de beek
niet alleen haren terugtochtsweg afsneed, maar haar even solide
scheidde van elke nadering door de Duitschers uit Zuidoostelijke
richtingen. Alleen het vuur uit die richtingen vormde voor de
Franschen een ernstige bedreiging omdat elke beweging, die uit
het BOIS D'OSPOT kon worden waargenomen onherroepelijk
vuur uitloktemunitieaanvulling was dus voor de Fransche
voorhoede onmogelijk. Ook de C.P. NÈPLE, die zeer goed gedekt
lag tegen den vijand in het Noorden, lag voor de schutters in het
BOIS D'OSPOT als op een presenteerblaadje.
IV. Rossignoï.
(Zie I.M.T. 1934, Nos. 1 t/m 3, Kaart W, en de Bijlagen 11 t/m
18).
Wie wel eens in „de Gooische" tramde, of ook wel de sedert kort
ter ruste gegane „Bataviasche Stoomtram" dan wel „Ouwe B.E.T.
gebruikte, meent, dat hij in gemoede kan verklaren, op modern
verkeersgebied iets te hebben beleefd. Ook ik dacht dat
Tot ik in MARBEHAN kennis maakte met den „Chemin de fer
vicinal MARBEHAN FLORENVILLE Ste CÉCILE die
329