verzetje aan gene zijde van de grens in de Fransche stad Mont- médy. Vroeger een belangrijke garnizoensstad, met zeer grooten citadel, leek me dat een gepaste overgang na in zóó ruime mate de plattelandsgeneugten te hebben gesmaakt. Ik ging daarom op een schitterenden voorjaarsdag met het boe- meltje van Virton-St. Mard via de douane van Lamorteau-Ecou- viez de grens over en Frankrijk binnen en na 't verlaten van het station te Montmédy, wachtte mij eene ontnuchtering, welke ik in Bijlage 25 vereeuwigde. Ondanks het zeer fraaie weer ver toonde de hoofdstraat van dit Fransche stadje een leegte, welke slechts door de spreekwoordelijke des slagvelds zou kunnen worden geëvenaard zichtbaar leven was er niet Mijn hotelier noemde Montmédy dan ook „une petite ville morte", sedert het garnizoen was opgeheven en gelijk had hij. Maar toch was ook het bezoek van dit plaatsje interessant genoeg. Op een stei- len hoogen heuvel aan de westzijde der stad ligt Montmédy Haut, een citadel van het oude type, dat wij in Holland ook wel kennen Poorten, ophaalbruggen met zware verroeste kettingen, oude ka zematten, en in het midden het plaatsje, een groote kerk met twee spitsenden wat bouwvallige en deels ingestorte huizen. Dit geheele Montmédy Haut was echter zoo volkomen dood, zoo intens over leden, dat het vervelooze bordje „Kaiserplatz" op het pleintje, een oud vrouwtje dat van achter een gordijntje den vreemden indringer begluurde, en eenige kinderen diein stiltespeelden te midden van de ruïnes van de huizen en de half vernielde kerk, de ontbinding slechts accentueerden. Hiermede wil ik deze belichting van eenige gedeelten van den grooten grensslag besluiten. Wie tijd kan vinden om deze terreinen te gaan zien tijdens een Europeesch verlof, kan ik dat niet genoeg aanraden De Ardenners zijn een prettig volkje om te ontmoeten 't land is er zeer schoon, 't logeeren goedkoop, en voor den student in de krijgsgeschiedenis is er volop gelegenheid tot leerzame tochten. 348

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 30