dan wordt dit getal nogmaals op de bovenomschreven wijze gecon
troleerd.
Het nomogram, uitgezonderd de verdeelingen onder S op den
rechter schaaldrager, is onafhankelijk van vuurmond en lading.
De grafiek moet telkens voor eiken vuurmond en elke lading op
nieuw geconstrueerd worden.
Het hier uitgewerkte voorbeeld was geconstrueerd voor de St.
G. van 7,5 cm Vd.
Wanneer een bepaald doel gegeven is, kan zeer snel onderzocht
worden of dit te bevuren is. Stel dat een doel gelegen op 4000 m
van de batterij bevuurd moet worden. De voorgelegen dekking
ligt op een afstand van 1000 m en is 60 °/oo hoog. Het hoogtever
schil tusschen batterij en doel is 85 m.
Wederom zoeken we het snijpunt van de horizontale lijn door
het punt op kromme 60 en de richthoekkromme en vinden als
minimumafstand op het horizontale vlak een afstand van 2850
m. dS wordt bepaald met behulp van 2850 en 85 op den rechter
en middelsten schaaldrager van het nomogram. Wij vinden dan
voor dS 730 m. De minimumafstand is dus 2850 m 730 m
3580 m en het doel is dus onder vuur te nemen.
Tenslotte kunnen we nog den afstand bepalen, waarop we min
stens de batterij moeten opstellen om een gegeven doel nog onder
vuur te kunnen nemen, wanneer de batterij wordt opgesteld achter
een dekking (fig 2).
De hoogte van de dekking is bijvoorbeeld 25 m (AD). We ver
onderstellen de batterij opgesteld in het punt A op de dekking.
Het doel is E. De afstand van dekking tot doel is bijvoorbeeld 3000
m, terwijl E 75 m lager ligt dan A, dus de terreinhoek van A naar
E is 25 Vervolgens zoeken we den richthoek op behoorende
bij den afstand van de dekking tot het doel, dus behoorende bij
3000 m, d.i. 86 %0. De elevatie van A naar E is dus 86 %o
25 °/oo 61 °/oo en (Vh 25 m). Thans gaan we met behulp van
het nomogram dS bepalen behoorende bij tg i 61 oo en Vh
25 m en vinden dan 410 m. We moeten dus op een afstand van
ruim 400 m achter de dekking plaats nemen om E te kunnen be
reiken. Op deze wijze hebben we het punt B bepaald, terwijl Eet
351