3. EENIGE OPMERKINGEN BIJ DE FOTO'S DER PONTON
VEREN EN -BRUGGEN
door
F. G. L. WEIJERMAN,
Kapitein der Genie.
1.
In het Maartnummer van het I.M.T. 1933 (bl. 216) werd in het
opstel „Rivierovergang I" een beknopt overzicht opgenomen van
het bij het Nederlandsch-Indische leger aanwezige proef ponton-
materieel, waarbij o.m. het groote gewicht en de daarvan het ge
volg zijnde moeilijke hanteerbaarheid der pontons werd gewezen.
Op blz. 218 van het zelfde tijdschriftnummer werd het tot
nu toe toegepaste veertype, waartoe voornoemd materieel kan
worden samengesteld aan eenzij het slechts vluchtige beschou
wing over capaciteit en aanlegtijd onderworpen. Daar aan dit
veertype echter, boven de hiervoren vermelde nadeelen nog eeni-
ge andere bezwaren kleven, werden bij het batj. pioniers verschil
lende proeven genomen, welke aanleiding gaven tot een voorstel
tot wijziging.
2.
a. Het tot nu toe geconstrueerde type pontonveer aangegeven
op foto's 1 en 2 bestaat uit een vlot van 2 pontons met een dek-
oppervlak van 5.50 X 5-50 m2 en twee bijhoorende aanlegsteigers.
Elke steiger bestaat uit een ponton met klep de aan de walzijde
scharnierbare klep vormt de verbinding tusschen den wel en de
steigerponton en grijpt daarbij geheel over de ponton heen. De
dikte der dekplanken bedraagt 0.04 m., de afmetingen der liggers
(grootste onderlinge afstand 0.60 m.h.o.h.) zijn 0.08 X 0.14 m.
b. Tot het draagvermogen van vermeld vlot komt men als
volgt
De ponton heeft onbelast een boordhoogte van 0.675 m. Het
maximum draagvermogen van de ponton bedraagt bij belasting
tot boordhoogte nul, 6525 kg. Bij belasting wordt m.h.o. golfslag,
deining en slingeren in den regel een minimum boordhoogte van
0.30 m. aangehoudendeze boordhoogte komt overeen met een
draagvermogen van 3600 kg., alzoo voor beide pontons te zamen
353