(2) De in het eerste lid bedoelde militairen worden alsdan geacht den laatstelijk door hen bekleeden rang of den hoogeren, welke hun bij of na het verlaten van den militairen dienst is toegekend, te bekleeden. (3) Artikel 46, tweede lid, is van toepassing. Uit art. 46 onder No. 1 W. v. M. S. volgt vanzelfsprekend, dat hieronder de vrijwillig dienende militairen van ons leger vallen, ongeacht of ze al dan niet voor herinnering zijn gevoerd. Over vrijwilligers en dienstplichtigen bij de zeemacht wordt echter geen woord gerept. Wel worden volgens art. 49 (1) onder No. 1 W. v. M. S. onder militairen begrepen, de tot eenigen dienst bij het leger gebruikt wordende gewezen militairen van de zee macht. Actief dienende militairen van de zeemacht staan uitsluitend onder de Nederlandsche militaire straf- en tuchtwetgeving, om dat zij slechts militair zijn in den zin van het Ned. W. v. M. S. Door het vervallen van het C. W. L. (Crimineel Wetboek voor Krijgsvolk te Lande) ontvalt ons ook de bepaling, vervat in art. 8 van genoemd wetboek, waarbij het Krijgsvolk te Water, voor zoo lange zij aan den wal gemeenschappelijk met het Krijgsvolk te Lande dienstdoen, onderworpen zijn aan de strafwetten van dit krijgsvolk, m.a.w. bij de invoering der nieuwe straf- en tucht wetten bestaat er geen militair strafrechterlijke verhouding tus- schen meerderen van de landmacht en minderen van de zee macht en kan dientengevolge het W. v. Kr. niet op het personeel der Koninklijke Marine toegepast worden, ten gevolge waarvan door den commandant van een Subsistentenkader geen krijgs- tuchtelijke straffen aan het personeel der Koninklijke Marine bij hem in subsistentie kunnen worden opgelegd. In de verhouding meerdere zeemacht, mindere landmacht bestaat een andere wet telijke regeling, zooals we later zullen zien. Waar in de hierboven aangehaalde artikelen noch het personeel der Gouvernementsmarine noch dat der Gewapende Politie is genoemd, spreekt het van zelf, dat dit dus evenmin onder vigueur van ons W. v. Kr. onder normale omstandigheden kan komen te staan. Bij velen zal nu de vraag rijzen, hoe is de positie van de In dische militairen behoorende tot de Koloniale Reserve in Neder land Vallen deze militairen onder het W. v. Kr. (het Indische dus) Het antwoord op die vraag moet ontkennend luiden en ligt besloten in art. 63 onder No. 1 van het Ned. W. v. M. S., lui dende „Onder militairen worden mede begrepen „le Zij die bestemd zijn voor de Krijgsmacht in de Koloniën „of bezittingen van het Rijk buiten Europa, benevens zij die „behooren tot die krijgsmacht, zoolang de genoemde personen 375

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 63