hoofden van gewestelijk bestuur, locale raden, provinciale raden
enz.
Betreft dus het gepleegde feit, een misdrijf of overtreding ge
noemd in een of andere wettelijke strafbepaling, dan moet in
het algemeen de strafrechter van dit feit kennis nemen, doch
indien er bepaalde, in artikel 2 onder Nos 2 -6 van het W. v. Kr.
genoemde omstandigheden bij het plegen van de daarbij vast
gestelde feiten aanwezig waren, dan kan de zaak krijgstuchtelijk
worden afgedaan.
We hebben dan te doen met oneigenlijke krijgstuchtelijke ver
grijpen, feiten waartegen in de bestaande wettelijke strafbepa
lingen reeds is voorzien, doch die, gepleegd onder hetzij lichte
omstandigheden, hetzij omstandigheden die meer de krijgstucht
raken of hetzij onder beide omstandigheden, gevoeglijk krijgs
tuchtelijk kunnen worden afgedaan.
Bedoelde omstandigheden of beter gezegd, voorwaarden tot
krijgstuchtelijke afdoening zijn
a. het feit is van zóó lichten aard, dat de zaak buiten straf
rechtelijke behandeling kan worden afgedaan
b. het feit is onbestaanbaar met de militaire tucht of orde.
In art. 2 onder Nos 2 6 worden de feiten genoemd, die onder
de daarbij vermelde voorwaarden als oneigenlijk krijgstuchtelijk
vergrijp kunnen worden aangemerkt.
Art. 2 onder No. 2 betreft een aantal middels de betrekkelijke
artikelen genoemde misdrijven omschreven
in het W. v. M. S.
No. 3 als voren voor wat betreft het W. v. S.
De voorwaarden, hetzij a of b of a en b waaraan nu moet
worden voldaan, om het gepleegde feit als oneigenlijk krijgstuch
telijk vergrijp te kunnen beschouwen zijn
No. 4
No. 5
No. 6
idem
idem
betreft alle buiten het W. v. S. omschreven
overtredingen, waarop als hoofdstraf is ge
steld hechtenis of geldboete, hetzij geld
boete alleen.
380