382
Art. 85. onder No. 3.
Ongeoorloofde, aan schuld van den militair te wijten, afwezigheid
in tijd van oorlog, mits deze niet langer dan vier dagen duurt.
Art. 86.
Opzettelijke ongeoorloofde afwezigheid, mits niet gepaard gaande
met een of meer der verzwarende omstandigheden genoemd in artikel
88 van het Wetboek van Militair Strafrecht, welke in tijd van vrede
niet langer dan dertig dagen, in tijd van oorlog niet langer dan één
dag duurt.
Art. 87. onder No. 3.
(Desertie geheeten) Opzettelijke ongeoorloofde afwezigheid in tijd
van vrede, welke den militair een reis geheel of gedeeltelijk doet
verzuimen, mits de afwezigheid niet gepaard gaat met een of meer
der verzwarende omstandigheden genoemd in artikel 88 van het
Wetboek van Militair Strafrecht en niet langer dan dertig dagen duurt.
Art. 92.
Opzettelijke gebruikmaking van eens anders reispas, veiligheids-
kaart, reisorder of verlofpas, gepleegd buiten tijd van oorlog of
gedurende den tijd van oorlog, zooals die is omschreven in artikel
58 van het Wetboek van Militair Strafrecht.
Art. 97.
Eenvoudige beleediging, bedreiging met eenig kwaad, uitschelden,
beschimpen of bespotten van een meerdere.
Art. 98.
Verspreiden, tentoonstellen, aanslaan of ter verspreiding in voor
raad hebben van een voor een meerdere beleedigend geschrift of
afbeelding.
Art. 103. eerste en tweede lid.
Opzettelijke ongehoorzaamheid aan een dienstbevel, gepleegd buiten
tijd van oorlog of gedurende den tijd van oorlog, zooals die is omschre
ven in artikel 58 van het Wetboek van Militair Strafrecht.
Art. 104.
Aan onachtzaamheid te wijten ongehoorzaamheid in tijd van oorlog,
met betrekking tot een werkdadig optreden tegen den vijand of bij
bestrijding van oogenblikkelijk zeegevaar.
Art. 118.
Plichtsverzaking van een schildwacht, van een bevelhebber van
eenige wacht, ronde, patrouille of eenige met den beveiligingsdienst
belaste troepenafdeeling of van andere daartoe behoorende militairen,
behalve wanneer tegen het feit de doodstraf is bedreigd.
Art. 120. eerste en tweede lid.
Zich bedriegelijk onttrekken aan of zich ongeschikt maken of laten
maken voor een bepaalde soort van dienstverplichtingen, gepleegd
buiten tijd van oorlog of gedurende den tijd van oorlog, zooals die is
omschreven in artikel 58 van het Wetboek van Militair Strafrecht.
Art. 121. eerste en tweede lid.
Opzettelijk doen of overbrengen van onjuiste mededeelingen of nalaten
van het doen van mededeelingen, gepleegd buiten tijd van oorlog of