Wie is bevoegd tot afdoening van krijgstuchtelijke vergrijpen
niet vallende onder art. 2 No. 1 W.v.Kr.
Onder de oude straf- en tuchtwetten was het de comman-
deerende officier, dus de korpscommandant, die dan na het nemen
eener beslissing daarvan moest rapporteeren aan den comman
deerenden officier van het garnizoen, dus den p.(m.)c.
Een en ander was omschreven in de artikelen 7 12 der R. L.
Omdat het oneigenlijk tuchtrecht een onderdeel is van het
tuchtrecht en dit ingevolge art. 36 W.v.Kr., al is het ook in be
perkte mate, door compagnies-, eskadrons- en batterij comman
danten wordt gehanteerd, konden dezen, dus de laagste met straf-
bevoegdheid bekleede meerderen, niet uitgesloten worden bij het
hanteeren van het oneigenlijk tuchtrecht.
Daarom wordt in de artikelen 5 10 der R.L. overal waai- dit
voorkomt „commandeerende officier" vervangen door „tot straffen
bevoegden meerdere".
Niet de korps-, doch de compagniescommandant, moet daarom
voortaan in eerste instantie eene beslissing nemen.
Heeft een compagniescommandant (in 't algemeen een meer
dere als bedoeld bij art. 36 W.v.Kr.) beslist, dat een zaak een
oneigenlijk krijgstuchtelijk vergrijp oplevert, dan bepaalt hij zelf,
voorzoover zijne strafbevoegdheid dit veroorlooft, de straf. Hij
is dan echter verplicht, wanneer de zaak als een oneigenlijk
krijgstuchtelijk vergrijp is afgedaan, d.t.k. van zijn korpscomman
dant, den p.(m.)c. daarmede in kennis te stellen.
Krijgt nu de p. (m). c. de stukken in handen, dan kan hij
beslissen, dat de zaak als eigenlijk krijgstuchtelijk vergrijp, zoo
als bedoeld bij art. 2 onder No. 1 W. v.Kr., moet worden afgedaan.
Levert het gepleegde feit naar het oordeel van den p.(m.)c. geen
eigenlijk krijgstuchtelijk vergrijp op, dan moet hij het advies van
den A. M. inwinnen en verder handelen zooals het nieuwe artikel
10 der R. L. aangeeft.
Hieronder volgen de nieuwe artikelen 6 10 der R. L., die
gelijk met het W. v. M. S. en het W. v.Kr. van kracht zullen zijn.
386
Art. 536.
Openbare dronkenschap.
No. 6.
Nederlandsch-Indische wettelijke strafbepalingen met uitzondering van
het Wetboek van Strafrecht.
Alle buiten het Wetboek van Strafrecht omschreven overtredingen waarop
als hoofdstraf is gesteld hetzij hechtenis of geldboete, hetzij geldboete alleen.