387 Nieuwe artikelen 610 ter vervanging van de oude artikelen 612 van de Rechtspleging bij de Landmacht. Artikel 6. Van het gepleegde feit en het eventueel opgelegde arrest zal terstond wor den gerapporteerd aan den tot straffen bevoegden meerdere, onder wiens rechtstreeksch bevel de verdachte is gesteld. Artikel 7. Die tot straffen bevoegde meerdere zal daarop de zaak onderzoeken of door een aan hem ondergeschikten officier dan wel door een aan hem ondergeschikten onderluitenant doen onderzoeken, en bepalen, of de ver dachte al dan niet aanvankelijk in arrest zal worden gesteld of gehouden, welke beslissing hij zoolang hij met de zaak bemoeienis heeft, bevoegd is te wijzigen. Artikel 8. Bijaldien de tot straffen bevoegde meerdere bevindt, dat de verdachte schuldig is aan hetgeen hem is te laste gelegd, doch dat de zaak een krijgs- tuchtelijk vergrijp oplevert vallende onder No. 1 of onder Nos. 2 6 van artikel 2 van het Wetboek van Krijgstucht, zal hij zelf de krijgstuch- telijke straf bepalen, tenzij de bevoegdheid daartoe aan een andere autoriteit toekomt, in welk geval hij de zaak aan deze autoriteit zal rapporteeren. Artikel 9. Indien bij het voorschreven onderzoek de schuld van den verdachte niet voldoende gebleken is, zal dezelve, in arrest zijnde, direct moeten worden ontslagen. Artikel 10. (1) Indien op grond van het gemelde onderzoek, omtrent een feit niet vallende onder No. 1 van artikel 2 van het Wetboek van Krijgstucht, door den tot straffen bevoegden meerdere eene beslissing is genomen, als be doeld in de artikelen 8 of 9, of indien bij hem twijfel bestaat of de zaak buiten strafrechtelijke behandeling kan worden afgedaan, of wel, dat de zaak voor den militairen rechter moet worden gebracht, zal hij van zijne beslissing of bevinding moeten kennis geven aan den commandeerenden officier van het garnizoen. (2) Indien de in liet eerste lid bedoelde tot straffen bevoegde meerdere niet tevens commandeerende officier van het korps is, geschiedt de kennisgeving aan den commandeerenden officier van het garnizoen langs den hiërarchieken weg door tusschenkomst van den commandeerenden officier van het korps. (3) Tenzij het een krijgstuchtelijk vergrijp betreft vallende onder No. 1 van artikel 2 van het Wetboek van Krijgstucht, zal daarop de commandee rende officier van het garnizoen het advies van den auditeur-militair inwin nen, en naar bevind van zaken a) ongeacht de ingevolge artikel 8 of 9 genomen beslissing, den krijgstuch telijk gestrafte of den onschuldig geoordeelde, nadat deze zoo mogelijk is gehoord ter zake van het feit, waarvoor hij werd gestraft of waarvan hij verdacht werd, naar den militairen rechter verwijzen, of b) bepalen, dat de zaak buiten den rechter zal worden afgedaan en de verdachte hetzij verder ongemoeid gelaten, hetzij krijgstuchtelijk gestraft zal worden, dan wel den verdachte, nadat deze zoo mogelijk is gehoord, naar den militairen rechter verwijzen. (4) Indien de commandeerende officier van het garnizoen overeenkomstig het vorige lid bepaalt, dat de verdachte krijgstuchtelijk gestraft zal worden, zendt hij de stukken daartoe aan den tot straffen bevoegden meerdere van den verdachte. (5) De toezending van de stukken aan den auditeur-militair en de terug zending door dezen van die stukken aan den commandeerenden officier van het garnizoen geschiedt rechtstreeks.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 75