men, dat „a sa droite, le 12 corps (Roques) ayant pour objectifs Recogne et Libramont", ook inderdaad op gelijke hoogte zou op rukken, en dus na te 9.00 de lijn ST. MÉDARD BERTRIX te hebben bereikt, te 13.00 in het FORÊT DE HUQUENY aangeno men kon worden. Maar ook in dat geval was er toch tusschen de opmarcheerende colonne FRAISSE en de linkerdivisie van het 12 C.A. nog een ruimte van ongeveer 6 km. open, welke zeer zeker niet geheel veronachtzaamd mocht worden, te meer niet waar een voorname hoofdweg die strook in haar volle lengte doorsneed Ook kan de Generaal, toen de voorhoede het bosch was inge- marcheerd, en de hoofdmacht eene gereedstelling achter den heuvelrug 459 had ingenomen (I.M.T. '32, blz. 1014), er op hebben gerekend, dat de voorhoede eigener initiatief wel eene flankdek king zou hebben uitgezonden langs den hoofdweg naar LIBRA MONT, zoodat er dan voor den colonneC. minder reden zoude zijn om dien veiligheidsmaatregel te gelasten. Moge deze verklaring voor enkelen aannemelijk schijnen, dan merk ik toch op, dat al zou de voorhoedeC. inderdaad ook uit eigen aandrang een flank patrouille langs den grooten weg hebben uitgezonden (wat hij overigens verzuimde), dit nog geenszins het uitsturen van een sterkere flankdekking ter bescherming van de hoofdmacht over bodig maakte. En ik heb ter plaatse het geval overdenkende, mij dan ook geheel moeten aansluiten bij het scherpe veroordeel, dat Generaal PALOQUE terzake uitsprak, en dat ik op blz. 1030 van het I.M.T. citeerde. Bijlage 2 heb ik toegevoegd om een indruk te geven van den ingang van het FORÊT DE LUCHY. 't Is alles zoo netjes, zoo breed en ruim en zoo geheel anders dan onze boschwegen in de tropen Maar toch dient men zich van die ARDENNER-bosschen weer geen al te gunstige voorstelling te maken er is veel onderhout wat de begaanbaarheid moeilijk maaktop tal van plaatsen komen groote moerasplekken voor, terwijl de kleileem, die als lijm aan de schoe nen blijft plakken alleronaangenaamst kan zijnik ondervond het aan den lijve. Het verloren gaan van de 2-III-18 R.A. in een diepe moerasplek, waarvan ik op blz. 1021 van het I.M.T. vertelde, verbaast mij dan ook in 't geheel niet. Op Bijlage 3 ziet u ten slotte den viersprong (Kaart c, C3, bij de brigadevlag)waar het hoofd van het artillerieregiment stond, aldus van den boschingang (Bijlage 2) af den weg geheel vullende. Links gaat de zijweg waarlangs 5 van de 6 batterijen trachtten te ontsnappen (I.M.T. blz. 1019 en 20). HL De 5e brigade coloniale bij Neufchateau. (Zie Studie GRASSET en I.M.T. 1932 No. 7, blz. 539 t/m 567 en Kaart 2. Voorts de Bijlagen 4 t/m 10). 326

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 8