1021
beroep op het buitenland gedaan, zoodat een belangrijke hoeveelheid Euro-
peesch en Amerikaansch kapitaal in het land is belegd. Ook hier ging Engeland
weer aan de spits het beheerschte van den buitenlandschen handel en
was sinds 1909 de eenige bankier van het Siameesche koninkrijk. Om deze
reden staan dus Engeland, Amerika, Frankrijk, Denemarken, België en andere
landen niet onverschillig tegenover de ontwikkeling van den politieken
toestand in Siam.
Daar is nog een reden waarom het buitenland sterk geïnteresseerd de
gebeurtenissen in Siam volgt. Het land ligt ingesloten tusschen Westersche
koloniën. Hoe zal de invloed zijn van de Siameesche gebeurtenissen op de
bevolking van deze koloniale gebieden, ook in verband met de in het geheele
Verre Oosten heerschende geest van „Azië voor de Aziaten" Siam is een
smeltkroes van Oost-Aziatische volkenChineezen, Hindoes, Burmanen,
Maleiers, Javanen, Anamieten, Philippino's zijn daar allen in meer of minder
groote mate vertegenwoordigd. De absolute monarchie is altijd zeer voor
zichtig en loyaal opgetreden tegenover de koloniale mogendheden en heeft
nimmer geaarzeld om waar noodig politieke agitators te verbannen. Hoe zal
thans de nieuwe Siameesche regeering staan tegenover het communisme, dat
vooral van Canton uit zijne armen naar Indo-China uitstrekt
Vóór de gebeurtenissen in 1932 stond het land onder een autocratischen
regeeringsvorm. Aan het hoofd stonden de Chakri, de koninklijke familie.
Zij bekleedden alle hooge posten bij de regeeringsadministratie en bij het
leger en vormden den Ministerraad en den Oppersten Staatsraad. Op een lager
maatschappelijk plan stond een klasse van militaire en civiele ambtenaren,
12 tot 15.000 aanhangers van de dynastie, gebonden door den eed van trouw
en tevens door het bewustzijn, dat de bestaande regeeringsvorm hen tot
voordeel strekte. Op het laagste plan van de maatschappelijke ladder stond
eene onontwikkelde bevolking, sober in hare levenswijze, gewend om met
bijna religieusen eerbied op te zien tot den vorst. Inmenging in het staats
beleid was voor deze bevolking uitgesloten. In de laatste jaren ontwikkelde
zich echter, door opeiding op buitenlandsche scholen en ook binnenslands
eene „intelligentsia", die zich reeds vrij krachtig begon te gevoelen en
haar aandeel in de landsregeering verlangde. Naast de oorspronkelijke lands-
bevolking was echter een sterke buitenlandsche inslag ontstaan, waarin
vooral het Chineesche element als handwerklieden en handelaars sterk ver
tegenwoordigd was. Vooral na den wereldoorlog was de Chineesche immigratie
aangegroeid tot een vloed. De 2 millioen Chineezen, uitmakende 1/6 deel
der bevolking en vooral in Bangkok en omgeving gevestigd, vormden als het
ware een staat in den staat. Dan waren er nog de halfbloeds, Sino-Siameezen,
die zich geleidelijk inwerkten in de reeds genoemde klasse van ambtenaren,
officieren, intellectueelen en zakenlieden. Dit was daarom van belang, om
dat voor hen de oude Thai-eed slechts eene belofte was aan een god, in
wiens bestaan zij niet geloofden. De loyauteit van deze klasse werd daar
door sterk aangetast.
In de dagen van voorspoed was de Chakri-monarchie te vergelijken met
een Raad van directeuren, aan wie de aandeelhouders blanco volmacht
hadden gegeven. Ongelukkigerwijze kwam daar de economische crisis; en hier
lag wel de primaire oorzaak van de later volgende omwenteling. Eene al-
gemeene verarming trad op. Sinds den zomer van 1930 droogde de voor
naamste bron van rijkdom op: rijst kon niet meer met voordeel worden
uitgevoerd. De daling der budgetaire inkomsten volgde in een nog sneller
tempo. Om de begrootingen van 1931 en 1932 in evenwicht te houden moest
men zijn toevlucht nemen tot vérgaande maatregelen. Het aantal instellingen
van overheidszorg werd ingekrompen, de salarissen werden gekort. Maar
men was er nog niet, zoodat de regeering tenslotte greep naar de inkomsten
belasting. Deze maatregel trof echter juist de bourgeoisie, die horde van
ambtenaren, wier salarissen juist waren gekort. De loyauteit van deze
groep kreeg een ernstigen knak. Een geest van onrust was duidelijk te
bespeuren. De regeering stond echter geen liberale beweging toe.