411 erkend. (Voorts overweegt Rusland verdubbeling van den Siberischen spoorweg. H.). Komt deze periode eenigszins overeen met de vroeger ten aanzien van Duitschland gevoerde „Einkreisungspolitik", een tweede overeenkomend symptoom is gelegen in de opgaande lijn der nationale militaire bewapenin gen. Japan bouwt tot aan de uiterste grens, welke de tractaten toestaan, niettegenstaande het feit, dat 50 der totaalinkomsten worden besteed aan militaire uitgaven. Amerika gebruikt een groot deel der gelden, bestemd voor werkeloosheidsbestrijding, voor den aanbouw van 43 oorlogsschepen, ten einde den achterstand zooveel mogelijk in te halen. Bij Engeland valt een zelfde tendenz waar te nemen. Australië bouwt 4 nieuwe kruisers, versterkt zijn kusten en neemt den aanbouw van ander licht materieel en de uitbreiding der luchtstrijdkrachten met kracht ter hand. Spr. behandelt voorts nog de dislocatie der vloten, memoreert de verster king door Japan van Port Arthur en Rashin, zoomede de haven verbeteringen op de mandaateilanden, waardoor het de eerste lijn van verkenning en aanval heeft verschoven naar een boog dwars over den West-Pacific, die de lijn Hawaï-Philippijnen onderbreekt. (Bovendien schijnt men een aanvang gemaakt te hebben met versterking van de straten Tsugaru en Tsuschima, waarmede de Japansche Zee geheel wordt afgesloten. H.). Spr. besluit dit gedeelte met de woorden, dat door een militairen bril bekeken, het er in den Pacific wel uiterst somber uit ziet. Kol. Furstner treedt voorts in uitvoerige beschouwingen betreffende de economische zijde van het vraagstuk, waarop wij, hoe belangwekkend en interessant deze ook zijn, thans niet verder kunnen ingaan wij willen daarom volstaan met het volgende aan te stippen. Japans politiek is gelegen in het zoeken naar de oplossing van het vraagstuk, hoe aan de ieder jaar met een millioen toenemende bevolking bestaansmoge lijkheid te verzekeren. Het eene middel is emigratie naar landen onder Japan sche vlag, hetgeen vrijwel mislukte. x) Die naar andere landen gaf evenmin uitkomst. Het andere middel is industrialisatie. Naast deze politiek staat een program. Het eerste punt van het Japansche program is verhooging der productie, hetgeen reeds is uitgevoerd. Het tweede programpunt is de verzekering der productiegebieden der grondstoffen onder Japansche vlag of protectoraat. Voor zoover betreft kolen, ijzer, voedingsmiddelen is dat uitgevoerd (Manchukwo). Voor de grondstoffen stookolie en benzine (Sachalin, Ned-Indië), katoen (Nw. Guinea in plaats van Br. Indië wellicht Abessinië), hout (Ned.-Indië) staat het programma nog open, doch, aldus sprer wordt aan gewerkt. Het derde punt is het veilig stellen van het afzetgebied. De uitvoering hiervan gaat niet zoo vlot, als Japan wel zou willen. Chineesche boycot, contingenteeringen, enz. 1) In de rede, uitgesproken door Prof. Dr. H. N. Ter Veen bij de aan vaarding van zijn ambt van gewoon hoogleeraar in de sociale aardrijkskunde en de vergelijkende volkenkunde aan de gemeente-universiteit te Amsterdam op 13 November 1933 treffen wij volgende mededeeling aan „Verscheiden Japansche en buitenlandsche demopolitici zoeken in emi gratie een uitlaat voor dezen bevolkingsdruk. Vooral de Amerikanen en „Engelschen maken zich veel zorg. Het is opmerkelijk, dat de Amerikaan „Prof. Thomson, wiens vaderland zijn poorten voor den Japanner gesloten „heeft, beslag legt op Ned. Oost-Indië, als bijzonder geschikt voor Japansche „migratie-doeleinden. Hij vindt steun bij den Australiër Crocker (ook Aus tralië is voor Japanners gesloten) die het eiland Borneo, zoo rijk aan vrucht baar land, steenkolen en ijzererts, als mandaat wil toevertrouwen aan Japan „onder de hoede van den Volkenbond". (Wat dit laatste beteekent, blijkt wel uit den status van de Japansche mandaten in de Zuidzee, zoomede uit die van de mandaten van de overige mogendheden). H.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 99