In den strijd van deze koloniale brigade tegen gedeelten van het
Duitsche XVIII res. A.K. heeft mij steeds getroffen, hoe de voor
hoede onder bevel van den Colonel NÈPLE eenerzij ds zoo simpel
in de fuik is kunnen loopen, anderzijds weer hoe die zwakke, niet
ondersteunde, voorhoede het zóó lang tegen een groote overmacht
heeft kunnen bolwerken.
De strijd van de hoofdmacht der brigade na 13.00 ten Z. van de
Ruisseau de Neufchateau tegen de overmachtige 25 res. Division
is minder belangwekkend, hoe diep de bewondering ook moge
zijn voor de houding van het Fransche regiment AUBÉ tegen de
verpletterende overmacht.
In mijn artikel NEUFCHATEAU wees ik reeds op de voor beide
tegenstanders volkomen verrassing bij dit ontmoetingsgevecht.
Die verrassing was daarom mogelijk, omdat, al moge de opheldering
aan Fransche zijde op zich zelf wellicht niet onvoldoende zijn ge
weest, van hare resultaten den troep slechts droevig weinig op tijd
heeft bereikt, terwijl aan Duitsche zijde het XVIII res. A.K. uit de
2e linie in voorste linie oprukte en dus uiteraard, achter het VI
A.K. vandaan komende, eerst zijn organen uitzwermde voorbij
NEUFCHATEAU, waar de rechtervleugel (Detachement Von
Hoffmann) van het VI A.K. stond. (I.M.T. blz. 556 onderaan en
557 bovenaan).
Voor wat de door de troepen genomen maatregelen betreft,
werkten dus de tactische omstandigheden een volkomen verrassing
in de hand. Hierbij komen echter nog tactische terreinsomstandig
heden, die ter plaatse wel zeer bijzonder zijn.
In het algemeen is het terrein golvend, open en overzichtelijk,
met hier en daar wat donkere sparrenbosschen als tegen de hellin
gen aangeplakt (zie b.v. Bijlagen 7 en 10) maar daarbij ook weer
sterk geaccidenteerd en in de grilligste vormen. Hoe zacht en rond
en vloeiend het gansche terreinbeeld ook schijnt, alles er in is
grillig en onlogisch men beschouwe eens aandachtig de Bijlage
7 en vrage zich dan af om welke onnaspeurlijke redenen de beek
van Neufchateau zulke allerzonderlingste krullen draait.
Wil ik nu een algemeen beeld van het terrein van actie van de
Fransche voorhoede geven, dan kan dat er als volgt uitzien uit
gaande van de lijn HOSSEUSE MONTPLAINCHAMPS loopt
het hooge terrein vooral aan de Oostelijke helft op gelijke hoogte
door, dus naar LE SART en HAMIPRÉ in Noord-Westelijke
richting zakt het wat meer, om tegen de beek vrij steil af te vallen
en tusschen deze beide terreinstrooken in zakt de groote weg van
MONTPLAINCHAMPS af naar de brug over de Beek (Bijlagen 4, 5
en 10), die uit het Oosten komende (van NEUFCHATEAU) zich
in de dwaaste kronkels door een diep dal beweegt naar de brug,
in het Noorden begeleid door den heuvel 440, in het Zuiden dooi
de heuvels waarop het BOIS D'OSPOT zich verheftde heuvels
van het BOIS D'OSPOT naderen tot vlak bij de brug (Bijlagen
7, 8 en 10) het diepe dal van de beek loopt tot scherp aan den voet
327