1134
een ander gebied, nl. onafhankelijkheid van de kaart, hetgeen in onze
omstandigheden op Java minder spreekt.
Aan het slot noemt S. als voordeelen van zijne methode
1. Zeer groote onafhankelijkheid van de kaart.
2. Geen noodzakelijkheid om punten aan te peilen (einzumessen)
3. Na 5 tot 8 schoten wordt de zijd. richting in de gunstige waarnemings
zone (oppervlak bestreken door 600 van beide waarnemingsposten)
beheerscht, zonder de tegenpartij de beteekenis der schoten te ver
raden.
4. Bij gebruik van grafieken vereischt elk waargenomen schot, resp. elk
waargenomen doel, slechts één lijn. Het rekenen is hierdoor uitgeschakeld.
5. De ligging der schoten komt in de grafiek tot uiting in overeenstemming
met hun afwijking (de begrippen links en rechts worden niet omgewisseld
zooals in het Fransche voorschrift).
6. In de grafiek is voor alle mogelijke waarnemingsgevallen één en het
zelfde „Merkmal" masgebend of een schot of is.
7. Doelen, die overdag in de grafiek door inteekening van de „doel-lijnen"
vastgelegd kunnen worden, kunnen met behulp hiervan ook des nachts
werkzaam worden beschoten, als de schoten zichtbaar gemaakt worden.
Wij zouden hiernaast de volgende nadeelen van de methode willen stellen,
zooals die op het eerste gezicht in het oog vallen. In de eerste plaats is men
niet geheel vrij in de opstelling van den zijpost. De eischen, die aan dezen
post gesteld worden, en bovendien het geheele systeem, maken een perma
nente post hiervoor noodzakelijk, met al de moeilijkheden daarbij optredende
in zake het aanduiden van doel, terreinvoorwerp of schoten dit spreekt
temeer omdat juist bij deze methode het gebruik van de kaart „Nebensache"
is, zoodat de opstellingsplaatsen slechts zeer globaal worden vastgelegd.
Over de nauwkeurigheid spraken wij reeds deze is beslist onvoldoende om
uit de bloote aanpeiling van het doel te besluiten tot de zuivere zijd. rich
ting van de batterij, ook al omdat natuurlijk de daginvloeden nog een woordje
meespreken. Men zal dus toch komen tot een vrij uitgebreid inschieten.
Hoewel dus de methode ons niet in aanmerking lijkt te komen voor nor
maal gebruik bij onze mobiele artie, is zij toch zeer interessant en kunnen
wij de bestudeering ervan aanbevelen. Mogelijk kunnen onze schiettechnici
hieruit ook een methode putten voor het schieten met mobiele artie op
zeedoelen (onafhankelijkheid van de kaart
Trinitrotoluol oder Pentaerythrittetranitrat. Onder deze benaming geeft
Oberstleutnant Justrow in het Juli-heft van Wéhr und Waffen 1934 eene
beschouwing over beide springstoffen, en stelt zich daarbij vnl. tegenover
Dr. Alfred Stettbacher, die de laatstgenoemde stof, afgekort Pentaryt of
Pentrit, zeer voortrekt boven het oudere trinitrotoluol.
Het Pentaryt biedt zeer groote voordeelen boven het trinitrotoluol v.w.b.
grondstoffen en uitwerking. De detonatiesnelheid en explosiewarmte zijn
zeer veel grooter. In verband hiermede wordt het aanbevolen voor landmijnen,
torpedoladingen, zeemijnen, vliegtuigbommen, enz. De „Schlagempfindlich-
keit" en de moeilijke en niet ongevaarlijke bewerking van het Pentaryt
zijn echter volgens Justrow eigenschappen, die het minder geschikt maken
voor artilleristisch gebruik. Men kan in de granaten geen springstof gebruiken,
die de wand geheel tot gruis verpulvert, uitgezonderd dan voor mijngranaten.
Bovendien moet de springstof bestand zijn tegen den schok van het schot.
J. acht daarom nog steeds het trinitrotoluol de beste springstof voor artilleris-
tische doeleinden.
In de rubriek Literatuur van de Juli-afl. 1934 van Wissen und Wehr be
handelt Justrow wederom deze kwestie, nl. in een critiek over het werk
„Pentrinit und Hexonit" van Dr. Alfred Stettbacher.
Hieruit lezen wij, dat het Pentrit als groot voordeel heeft, dat het gemaakt
wordt uit de grondstoffen steenkool, water en lucht over het Formaldehyde
en Azetaldehyde, waardoor men (in Duitschland) voor den aanmaak onafhan
kelijk is van aanvoer van grondstoffen uit het buitenland. De detonatiesnel-