537
„Eine tapfere und kaltblütige Infanterie hat selbst von Angriffe über-
legener Kavallerie nichts zu besorgen, solange die Ruhe, Besonnenheit und
feste Haltung bewahrt und ihr Feuer sicher und wohlgezielt abgibt. In
geöffneter wie in geschlossener Ordnung wird sie die Attacke abweisen und
der feindlichen Kavallerie die sehwersten Verluste zufügen können."
De bovengenoemde ervaring was reeds zoo oud als de ruiterij zelf. Caesar
liet bij Pharsala zijn reserve, bestaande uit uitgelezen troepen de driemaal
sterkere beroemde ruiterij van Pompejus aanvallen en behaalde daarbij de
overwinning. Napoleon zeide in 1804, dat ongeschokte infanterie, indien zij
aanvallende ruiterij tijdig bemerkt en rustig vuurt, daarvan niets heeft te
vreezen.
Ieder ruiter weet, hoe gemakkelijk een paard, zonder dat de ruiter er
iets tegen kan doen, door het zwaaien van een lap of door schreeuwen tot
omkeeren of uitwijken kan worden gebracht en zal daarin de bevestiging
van den genoemden grondregel zien.
Dat het ruiterwapen toch op een eeuwenoude roemrijke geschiedenis kan
terugzien, vindt zijn oorzaak in het feit, dat zelfs de dapperste infanterie
niet altijd koelbloedig blijft en de moreele indruk, welke een cavalerie-
aanval maakt tijdens een „nervenzerrüttenden" strijd, een paniek kan doen
ontstaan.
Schr. geeft een merkwaardig voorbeeld uit den wereldoorlog, waaruit
blijkt, welke invloed het bericht, dat een charge zal worden uitgevoerd,
op het moreel van uitstekende, oorlogservaren troepen kan uitoefenen.
In den namiddag van 6 September 1914 hadden deelen van de Servische
Timokdivisie nabij Schaschintzi na zware gevechten een bruggenhoofd ge
vormd, waar zij aan overmachtig vijandelijk artillerievuur waren blootgesteld,
hetgeen tot gevolg had, dat een Servische batterij in galop terugging, daarbij
een dichte stofwolk achter zich vormend.
De commandant van een Servisch bataljon zag deze stofwolk nader rollen
en in de onderstelling, dat de Oostenrijksche Cavalerie de bruggenhoofd
stelling had doorbroken, deed hij het vuur openen.
Bij het waarnemen van de naderende stofwolk en de daarop vurende eigen
infanterie riep een andere bataljonscommandant„ruiterij", waarop de dichtst
bijzijnde hoornblazer het signaal blies „de ruiters komen aan".
Alle hoornblazers in de buurt namen dit signaal over, commando's weer
klonken en in minder dan geen tijd begon een wild geschiet. De batterij
zelf kwam er nog vrij goed af, een eigen bataljon leed echter zware verliezen.
Ten slotte brak bij het steeds dichter naderen van de stofwolk een paniek
uit bij 2 a 3 bataljons, de troepen vluchtten in wanorde naar de rivier, waar
zij zich grootendeels inwierpen.
Het kostte den officieren veel moeite de orde te herstellen, de troep was
moreel zwaar geschokt. „So hatte die österreichische Kavallerie einen groszen
Attackeerfolg erreicht, ohne überhaupt angegriffen zu haben".
Ten slotte merkt Schr. op, dat uit het voorbeeld wel duidelijk blijkt, dat
de cavalerie nog op het slagveld successen kan boeken, indien de leiding
haar op het juiste oogenblik weet in te zetten. Zij zal echter over het noodige
zelfvertrouwen moeten beschikken en dit is de hoofdzaak volkomen
op de hoogte moeten zijn van het gevecht van de andere wapens en in staat
moeten zijn in volledige samenwerking met deze wapens op te treden, zich
te beschouwen niet als een bijzonder wapen, doch slechts als dat wat zij
zijn moet: „ein eingeordnetes Glied des groszen vielgliedrigen Organismus
der den Sieg erringen soil."
v. V.
Artillerie.
In „The Field Artillery Journal" van Jan.-Febr. 1934 wijst Major George
D. Wahl op de noodzakelijkheid de krijgsgeschiedenis te bestudeeren, aan
gezien de "in vredestijd opgedane ondervindingen onder belangrijk van de