538 werkelijkheid afwijkende omstandigheden worden verkregen. „The more an „army lacks war experience, the more it needs to make use of the history „of war for instruction." Ten aanzien van de ervaringen, verkregen op het schietterrein, merkt schr. het volgende op „We can deduce many pertinent „facts from experiments on the proving grounds conducted with inanimate „targets, but these results must be accepted with caution. Silhouette targets „receive our fire with stoical calm. They do not maneuver and take shelter. „Neither are they capable of feeling fear. Their morale is always of the best. „The results of the proving ground experiment must be modified to conform „to the lessons of military history if even approximately accurate conclusions „are to be reached." Aan den zin voor vakstudie schijnt intusschen in het Amerikaansche leger nog wel het een en ander te ontbreken, waar schr. de volgende ver zuchting slaakt„Unfortunately, the study of military history is not looked „upon with favor in this country. It is read too often as one would read an „account of a football game to find out just what „Willie" did rather „than as a serious study to determine wherein the combatants' technique „was good or faulty and whether or not the problems which arose would have „been solved successfully by our methods or, if not, what modifications would „be advisable. We have too many artillerymen in our service who, their „memories still fresh with their brief war experiences, are perfectly satisfied „when they receive the accurate coordinates of a target. They feel no pressing „need to know its seize, characteristics or comparative vulnerability to our „fire." Maar al te dikwijls kan men waarnemen, dat hetzelfde aantal batterijen wordt gebruikt om een vijand te neutraliseeren, die over een front van 600 m. is ontwikkeld, als om een afdeeling te beschieten, welke langs een weg marcheert. Schr. bespreekt daarna op zeer leerzame wijze talrijke voorvallen uit den wereldoorlog. Ten slotte worden de leeringen in enkele punten geresumeerd. In het kort komen deze neer op het volgende. 1°. Vernielings- en vernietigingsvuren vragen zeer veel munitie, zijn moeilijk en geven geen blijvend succes. De nawerking ervan is afhankelijk van 's vijands vermogen, de schade te herstellen of aanvullingen en verster kingen aan te voeren. Daarom dienen dergelijke vuren tot een minimum te worden beperkt, om slechts op het juiste oogenblik te worden afgegeven, dan wel te worden volgehouden gedurende de geheele periode, waarin de toestand zulks vereischt. 2°. Infanterie kan zich dekken tegen artillerievuur, zoodat vuur, afgegeven na het oogenblik, waarop de infanterie dekking heeft genomen, weinig effect sorteert. Derhalve zeer krachtige concentraties, af te geven onregelmatig, dan wel op onverwachte momenten. Deze waarborgen het beste materieele en moreele succes. 3°. Nog steeds is „the fighting spirit" van de troepen de belangrijkste factor voor het succes in den strijd. Daarom bereikt het artillerie-vuur het grootste effect, indien het de overlevenden met vrees kan vervullen. Het is niet zoozeer het aantal dooden bij een vijand, dat een slag doet winnen, dan wel de vrees, welke bij de levende strijdkrachten kan worden verwekt. 4°. Het beste resultaat wordt verkregen, indien de vijandelijke troepen de gevolgen van een beschieting kunnen waarnemen. Daarom moet men nastreven zooveel mogelijk succes te bereiken op 's vijands voorste eenheden. 5°. Artillerievuur heeft een cumulatief effect. Daarom dienen de vuren op de reserves te worden afgegeven, op het moment, dat deze aankomen op de plaats waar de beslissing zal worden gezocht en zij zullen worden ingezet (Het komt ons voor dat het vaststellen hiervan nu niet zoo eenvoudig is). 6°. Een onverwachte concentratie van groote dichtheid heeft een demorali- seerende uitwerking. Waar mogelijk moet het moreele effect worden verhoogd door gebruik van projectielen, welke met een luiden knal detoneeren onder een zware rookontwikkeling, ten einde den indruk te verwekken, dat alles in de omgeving is vernietigd. Een combinatie van granaten van groot en klein kaliber is gewenscht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 118