540
te zijn in de omstandigheid, dat de stralen van de zon in deze streken vrij
steil invallen en daarom korte schaduwen geven. In ieder geval zou
het wel de moeite waard zijn eens een proef te nemen, temeer, waar deze
geen uitgaven vordert.
Het „Coast Artillery Journal" van Jan.-Febr. 1934 gewaagt van proeven
t.a.v. het gebruik van lichtgevende verf voor kanonnen, ten einde daardoor
een voldoende verlichting te verkrijgen ten behoeve van het bedienen van
het geschut, zoodat het gebruik van lampen achterwege kan blijven. Men
hoopt daardoor de kans op ontdekking uit de lucht bij nacht tot een minimum
terug te brengen. Het lichtgevende vermogen van de te gebruiken verf mag
dan niet van dien aard zijn, dat waarneming op eenigen afstand mogelijk is.
Tot nu toe heeft men nog geen, in alle opzichten voldoening gevend resultaat
weten te bereiken.
Wij memoreeren hier het feit, dat bij de Marine gebruik wordt gemaakt
van een nachtverlichting met electrische lampen, welke een bepaald soort
blauw licht uitstralen van voldoende intensiteit ten behoeve van de bediening
van het geschut, doch slechts waarneembaar tot op ongeveer 100 a 200 m.
afstand.
„La France Militaire" van Januari 1934 bevat een kort exposé van de
„tendance allemande", om het vermogen van het infanteriekanon te vergrooten
en een houwitser van 75 mm. in te voeren. Een der Duitsche opvattingen is wel
de volgende Het infanteriekanon dient ter bestrijding van alle objecten, welke
de nadering van de infanterie beletten en waartegen zoowel de zware mi
trailleur als de ver achterwaarts opgestelde artillerie machteloos staan, van
de vijandelijke steunpunten en van zijn mitrailleurs derhalve. In sommige
gevallen zal schieten over eigen troepen noodzakelijk zijninvoering van
een houwitser is daartoe noodig. De doelen, welke zich voordoen, zijn door
gaans van geringe afmetingen en moeilijk te onderkennen. Het gewenschte
wapen zal daarom aan hooge eischen van juistheid moeten voldoen, daarbij
mobiel moeten zijn en een groote uitwerking van het enkele schot waarbor
gen. De oorlogservaring toonde aan, dat kalibers beneden de 75 mm. onvol
doende waren.
Ten slotte komt men tot de volgende desideratakaliber 75 mm. semi-
automatisch onafhankelijke richtlijn, panoramakijker een affuit, welke een
horizontaal schootsveld toelaat van 55° en een verticaal van -10 tot 75°, een
en ander ter bestrijding van zich snel verplaatsende doelen, zoomede van
gedekt opgestelde objecten een granaat van 6,6 kg., voorzien, zoo mogelijk,
van een buis, welke een bepaalde vertraging toelaatvoldoende juistheid voor
schieten op afstanden tot 2500 m. en „possibilités d'action" tot op 3500 m.,
met een Vo. van 200 m. mogelijkheid tot verplaatsing op het gevechtsveld
door de bediening zelf een toevoeging van twee stuks per bataljon infanterie
wordt noodig geacht.
Ten aanzien van het gewicht wordt opgemerkt, dat de Zweedsche en
Italiaansche infanteriekanonnen van 75 mm. niet meer dan 375 kg. wegen,
tegenover het Duitsche kanon van 1918 ongeveer 650 kg., beide in vuurstelling.
Wat betreft de organisatie, zou „La France Militaire" de voorkeur hechten
aan een indeeling bij de infanterie, zoodat deze voortdurend over haar eigen
artillerie kan beschikken.
De Maart-aflevering van „Militarwissenschaftliche Mitteilungen" bevat een
uitvoerige beschrijving van het verloop van de jongste Februari-revolutie,
waarbij voor het eerst sedert 1848 artillerie „gegen die Wohnungen verirrter
Mitbürger" werd gebruikt. Echter was het in de laatste negentig jaren even
min voorgekomen, dat „fachmannisch organisierte, mit modernen Kriegswaffen
„wohl versorgte und an ihnen ausgebildete Krafte gegen die Staatsgewalt
„auftraten."
Het kenmerkende van het optreden tegen de opstandelingen is wel, dat van
den aanvang af allerwegen de infanterie daadwerkelijk gesteund werd door