545 derlijk per auto te vervoeren (die dus lichter kan zijn) en daarbij door elke pontonauto een klein tweewielig wagentje op luchtbanden te doen trekken, dat voor verder transport moet dienen zoodra de auto niet verder kan. In tegenstelling met de zeer goed voldaan hebbende lichte pontons, bleken de zware pontons minder soliede en te slap, zoodat ook deze vermoedelijk door alluminium pontons (zwaar 900 a 1300 kg) zullen worden vervangen, welke gewichtsvermindering mede de hanteerbaarheid en het transportvraag- stuk ten goede komt. Opmerking verdienen nog de, in verhouding tot onze materialen, lichte ligger- en plankafmetingen, welke mogelijk zijn door toepassing van bijzonder taaie houtsoorten. W. Intendance, legerverpleging, enz. Journal of the Royal United Service Institution, Nov. 1933. Door Maj. H. Fitz M. Stacke werd een lezing gehouden over „Uniforms of the British Army", waarvan het eerste deel in dit tijdschrift is opgenomen. S. begint met er op te wijzen, dat een standaardwerk op dit gebied ontbreekt. Oude pren ten, schilderijen en beschrijvingen moeten de gegevens verschaffen, doch deze bronnen zijn zeer onbetrouwbaar. In de vroegste tijden stelde elke veldheer de kleedij van zijn soldaten vast. Eerst in de XVII-de eeuw kan van een militaire uniform worden gesproken. Elk leger had een eigen kenmerkende kleur. Voor het Engelsche leger was dit vooralrood. Deze kleur wordt thans nog aangetroffen bij de uniformen van het in de middeleeuwen op gerichte korps „Yeomen of the Guard", welke vrijwel onveranderd zijn gebleven. Invloed van buiten bleef niet uit, zoodra de Engelsche legers naar het continent, naar Amerika of naar de koloniën werden gezonden, terwijl bovendien al spoedig de aard der troepen en hun vechtwijze hun invloed op de uniformen deden gelden. Zoo ontstond de kleedij voor zware cavalerie (stalen helmen, kurassen, laarzen) voor het voetvolk (kniebroek, roode jas en breedgerande hoed) en voor de dragonders (als van het voetvolk, doch met laarzen). Ook voor de artillerie ontstond langzamerhand een uniform, welke echter donkerblauw was instede van rood, aangezien deze kleur niet bestand bleek tegen kruitdamp. Gedurende den veldtocht in Vlaanderen in 1701 werden de kousen, welke door het voetvolk werden gedragen door een soort beenwindsels van canvas vervangen. Ook de invloed van de legers van Frederik den Grooten deed zich gevoelen. Een soortgelijke kleeding als door de Pruisen gebruikt, werd ingevoerd (o.a. het hoofddeksel der bekende „Riesengarde"), doch in den strijd tegen de Indianen in Canada en in andere koloniale oorlogen bleek deze kleedij niet te voldoen. Thans ging men over tot kleeding naar Hongaarsch model (attila en kolbak). De kleeding der Schotsche Hooglanders, overeenkomende met de typische landsdracht van dit volk, is steeds, zij het ook met geringe wijzigingen, behouden gebleven. Omstreeks 1790 deden de staande kraag, de „cut-away" en de gepoederde staartpruik hun intrede in het Engelsche leger. In het begin der 19de eeuw werd de uniform der Duitsche Jagers (groen) voor soortgelijke troepen van Engelsche leger overgenomen. (Het artikel wordt vervolgd). Idem. „Supply and transportation" door Maj. G. C. Shaw, R.A.O.C. Het artikel vangt aan met een geschiedkundig overzicht van de wijze, waarop de soldaat in den loop der eeuwen van het noodige werd voorzien. In het begin der middeleeuwen werd een leger gevolgd door koop- en werklieden, die tegen betaling den strijder van het noodige voorzagen en zijn kleeding en uitrusting herstelden. In de XVI-de eeuw is de verzorging yan een leger- troep geheel in handen gelegd van den bevelhebber. Door inrichting van magazijnen in de nabijheid der troepen werd de verpleging verzekerd. De beweeglijkheid der troepen was hierdoor zeer aan banden gelegd. De trans portcolonnes waren onvoldoende georganiseerd en ongedisciplineerd, waar-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 125