„De officieren leggen maar in fijne bedden." „Laten ze den oorlog zelf uitvechten." „Het zijn verrajers." Er zijn al verscheidene deserteurs, heele groepen houden halt en weigeren verder te gaan. In de dorpen lossen zich de gele deren op. De uitgehongerde menschen verspreiden zich in de huizen om eten te zoeken. Eindelijk wordt halt gecommandeerd. Er moet worden ge wacht op bevelen voor de legering. Dit verergert den toestand. Men geeft mij 600 man om onder te brengen in een gehucht van 8 huizen, één kilometer verder. Een gebrom klinkt op nog verder marcheeren. De kwartiermaker komt aangeloopen en zegt„Luitenant, er is nauwelijks plaats voor 100 man in dat gat." Nog luider gekanker. De fourier verschijnt„Luitenant, we krijgen pas morgen te eten." Nu breekt de muiterij uit. „Weg met het leger. We verdommen het langer." De troep gaat uit elkaar. Er worden wapens weggegooid. Dit is het kritieke moment. Ik raap al mijn energie bij elkaar. Met mijn beide vuisten omhoog, woest gebiedend, roep ik: „Halt". Er is een oogenblik van aarzeling. Ik maak ervan gebruik om mijn pistool te trekken. „In 't gelid. De eerste, die een woord zegt, schiet ik voor zijn raap." „G.v.d.!, brult een reus van een kerel. Met zijn geweer in de hand komt hij op me toe, brengt het in aanslag en legt op me aan. Ik ga recht op hem af, het pistool op hem gericht, mijn vinger op den trekker. Eén seconde nog, maar voordat ik aftrek treedt de man terug in het gelid. Op twee pas vóór hem kijk ik hem in de oogen. Met haat in zijn blik ziet hij me nog aan, maar dan wendt hij zijn oogen af. Ik heb het gewonnen. Een doodsche stilte heerscht. „Kader voor." Ik deel de troep in. Daarna spreek ik ze toe „Luisteren. Als er geen plaats is, dan moeten jullie plaats maken. Je neemt al het stroo en je legt het in al de kamers, keukens, zolders, overal. Je vordert al het voedsel op, dat er is. Je slacht de varkens en de kippen. En als de boer zich verzet, dan sluit je hem in den kelder op." Glimlachen verhelderen de gezichten. Laten wij even opmerkenLekeux telde niet hoeveel muiters er wel waren. Hij was alleen maar bereid om voor zijn gezag te vechten. 33

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 137