13 dere aandacht te schenken aan den vorm, waarin vuuraanvra- gen aan de artillerie moeten worden gegoten. (2) Men bedenke, dat bijv. alleen het aangeven van de plaats van het doel onvoldoende is voor de artillerie om een gevraagd vuur te kunnen afgeven en dat, om een enkel voor beeld te noemen, bij vuuraanvragen niet mag worden nagela ten den aard van het doel en de plaats van de eigen voorste lijn op te geven, verzuimen, welke zich in werkelijkheid ern stig zouden wreken. 28. Nimmer mag worden nagelaten, indien de tactische toestand zulks vereischt en de terreinsomstandigheden het toelaten (be bouwing van het terrein), het terrein te versterken op de wij ze, zooals dit ook in werkelijkheid zou geschieden. Het mag dus niet voorkomen, zooals wel is vastgesteld, dat een in stel ling staande mitrailleur, na een verblijf van 2 dagen in een bepaalde opstelling, nog niet van de vereischte dekkmg tegen vuur en zicht was voorzien. Men bedenke, dat de soldaat in den strijd zijn patjol evenzeer noodig heeft als zijn geweer en dat een juist gebruik van terreinversterkingen in oorlogstijd slechts kan worden bereikt door oefening in tijd van vrede. Ook aan het maskeeren van de werkzaamheden tegen waar neming uit de lucht moet steeds de noodige aandacht worden besteed. V. Gebruik en optreden der verschillende wapens. 29. (1) Indien slechts over een beperkte artillerie wordt be schikt, kan de aanvallende infanterie slechts over een daarme de in overeenstemming zijnde frontbreedte in de opstelling der tegenpartij doordringen, waarna door uitbreiding naar de flanken, gesteund door zijdelings verlegd artillerievuur an dere tot dusverre afgewezen infanterieafdeelingen, in de op stelling der tegenpartij kunnen binnendringen en de desorga nisatie van het verdedigingssyteem kunnen voorzetten. (2) Wanneer een aanvalsdoel onder vuur staat van de steunende artillerie, wordt veelal verzuimd, tijdig om verleg-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 147