De Evacuatie. Op 31 October rapporteerde Generaal Six Charles Munro, die Hamilton was opgevolgd, omtrent de wen- schelijkheid eener ontruiming van het schiereiland. Zijn gezichts punten en die zijner onderbevelhebbers kwamen neer op het volgende. De troepen waren niet meer tot hernieuwde aanvals- pogingen in staat en verkeerden in een ongunstige tactische po sitie. Alleen een strook langs de kust was bezet en de stellingen werden beheerscht door de hooger gelegen, geweldige verster kingen der Turken, die alle bewegingen der Engelsche troepen konden waarnemen. Zelfs de kust lag nog onder waargenomen artillerie vuur. De Turken waren bovendien zoo sterk, dat ze zich volkomen konden beveiligen tegen verrassende landingen. Daarom waren omvattingen niet mogelijk en voor frontale stooten ontbrak de noodige opstellingsruimte voor de artillerie. Voorts was de verbinding met de Centralen tot stand gekomen en kon spoedig aanvoer verwacht worden van moderne artillerie en Duitsche munitie.J) Mede het hooge ziektepercentage maakte de ontruiming wenschelijk. Tegenover deze motieven stond, dat de Turken de ontruiming van Gallipoli als een volledige overwinning zouden beschouwen. Het verlies van prestige zou mede van invloed zijn op de Mo- hammedaansche bevolking van Indië, Egypte en Perzië. Turksche troepen zouden vrij komen voor de Kaukasus en Mesopotamië. Dan had men nog rekening te houden met de groote verliezen, die bij een ontruiming te verwachten waren en die geschat wer den op 30 a 40 procent. Nog eenmaal werd daarom overwogen, of een hernieuwde poging om met de vloot door te dringen in de Dardanellen en de landengte van Bulair af te sluiten, tot een gunstig resultaat zou kunnen leiden. Zelfs begaf zich tot dat doel de secretaris van oorlog, Lord Kitchener, in November naar het Oosten. Ook deze operatie werd ten slotte onmogelijk geacht en tot evacuatie besloten. Deze werd van 8 December af ingeleid bij Sulva en Z., met den afvoer van een gedeelte van het personeel, van geschut en van voorraden. Alles geschiedde zoo geheim, dat de vijand er niets van merkte. Op den laatsten dag, 19 December, had een afleidende aanval op het Hellas-front plaats. Tot het laatst toe was het vuur volgehouden, zij het uit minder stukken. Tegen middernacht van 19 op 20 December doofde het geleidelijk uit. Eerst eenigen tijd later ontdekten patrouilles, dat de loopgraven waren verlaten. Spoedig viel nu het Turskche artillerievuur op de inschepingsplaatsen, maar het nachtelijk nadringen werd zeer vertraagd door hindernissen en landmijnen. Toen eindelijk de kust was bereikt, nadat nog artil lerievuur uit zee was ontvangen, waren de laatste booten al ver 1062 J) Midden November kwamen de eerste Oostenrijk-Hongaarsche troepen- deelen aan, n.l. een batterij van 24 cm Mr. en een van 15 cm Hw. v. G.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 28