Koerdistan, Marokko en de Br. Indische N.W.-grens, vindt men des;
zomers een droog en heet klimaat, dat aan het schraal begroeide-
land een woestijn-karakter verleent. Dit vormt, gepaard aan de
groote afstanden, de vaak onvoldoend bekende topografie, en de
geringe bevolkingsdichtheid, een ernstige belemmering voor de
grondoperaties. Ook het jaargetijde speelt daarbij een rol.
Voor de luchtactie vormen noch hitte, droogte, gebrek aan ver
bindingswegen of groote afstanden een bezwaar. Daarentegen be
gunstigen de vele heldere dagen, en het kale, weinig dekking bie
dende landschap deze actie.
De te bestrijden stammen zijn er meest goed bewapend, roofziek^
en krijgshaftig. Zij treden op in naar N.I.-verhoudingen zeer
sterke benden, welke doen herinneren aan den Padri-oorlog, en.
vormen voor grondstrijdkrachten niet te onderschatten tegenstan
ders.
Tegen het luchtwapen zijn zij echter machteloos, wegens ge
brek aan afweermiddelen. De Marokko-krijg heeft duidelijk den
te verwaarloozen invloed doen zien, van met geweren vanaf den.
grond gericht afweervuur.
Het zal naar aanleiding hiervan duidelijk zijn, dat de uit de
aangehaalde voorbeelden te trekken conclusies voor Ned.-Indië
slechts betrekkelijke waarde bezitten. Jammer genoeg werd in.
Britsche en Fransche koloniën van meer met Ned.-Indië overeen
komend type, b.v. Burma en Indo-China, nog weinig ervaring
met luchtactie opgedaan.
Over Burma is slechts bekend dat in begin 1931 eenige vlieg
tuigen van Squadron No. 36, van Singapore naar Burma werden
gevlogen voor patrouille- en verkenningsvluchten over verzets-
gebieden.
In Indo-China wordt beschikt over een vrij talrijk aantal vlieg
tuigen. Deze werden in de periode der communistische revolutie
in Zuid-China, om de daarvan voor de kolonie uitgaande bedrei
ging te keeren, o.a. benut voor patrouille-diensten langs de Chi-
neesche grens. Deze loopt grootendeels door een met oerbosch
bedekt bergland, wat bijzonder ongunstig was voor de lucht-
waarneming.
Dat ook ons Ned.-Indisch terrein in het algemeen niet gunstig
is voor luchtwaarneming, is bij troepenoefeningen op Java, dus,
in bewoonde streken en in het bijzonder kampongcomplexen
herhaaldelijk gebleken. In met oerbosch bedekte onbewoonde
streken, moet ook hier die waarneming uitgesloten worden geacht.
Om een vergelijking te kunnen maken tusschen het gebruik
van vliegtuigen als geschetst in de aangehaalde voorbeelden, en
overeenkomstige mogelijkheden in Ned.-Indië, kunnen we niet
beter doen dan door te trachten daartoe eenige passende voor
beelden uit de eigen krijgsgeschiedenis te vinden.
508