bij den troep is echter vereischt, opdat op het bekend gestelde
alarmsignaal een ieder zich onmiddellijk aan waarneming onttrekt.
3. Daar natuurlijke maskeering (zie noot 3 onder aan blz. 568)
het minst achterdocht wekt en arheid bespaart, zal naar gebruik
daarvan in de eerste plaats worden gestreefd is zij echter onvol
doende, dan zal zij worden aangevuld met kunstmatige maskeering.
Natuurlijke maskeering wordt verkregen door opstelling in
bedekte terreinen en terreinvoorwerpen, door opstelling op open
terrein met donkeren onder(achter) grond of met zware slag
schaduw overdekt en door gebruik te maken van duisternis, na
tuurlijken nevel, zware bewolking, enz. Het spreekt vanzelf dat, bij
gebruik van een bepaalden atmosferischen toestand voor mas
keering, tijdig vóór het intreden van wijziging (b.v. bij dagaanbre-
ken overigens rekening te houden met snel optrekken van nevel
en bewolking) nieuwe maskeeringsmaatregelen gereed moeten
zijn.
De ter aanvulling der natuurlijke maskeering toe te passen
kunstmatige maskeering omvat
aaanpassing van vorm, lijnen en kleur aan die van de omgeving,
b. onttrekking aan waarneming d.m.vmaskers,
c. toepassing van schijnterreinversterkingen.
T.a.v. den vorm dient opgemerkt, dat de indruk, welken een
waarnemer daarvan krijgt, ontstaat door de schaduwwerking
waarbij zoowel de „eigen schaduw" als de „slagschaduw" een rol
spelen. De indruk, welke de schaduw geeft is afhankelijk van
verschillende factoren, waarvan als belangrijkste dienen te worden
aangemerkt de afstand waarnemer voorwerp, de aard x) van
het belichte oppervlak en de richtingen waarin het oppervlak
belicht en waargenomen wordt.
De practijk wijst uit dat, indien een met maskeering belaste
werker bij beoordeeling van de kleur van het maskeeringsmiddel
t.o.v. die der omgeving geen verschil meer waarneemt, bij een
zelfde vergelijking doch op grooteren afstand de kleur van het
maskeeringsmiddel nog iets te licht blijktdaaruit volgt, dat
de kleur van ,een maskeeringsmiddel tegen grondwaarneming,
indien beoordeeling uitsluitend van nabij mogelijk is, in het alge
meen een iets donkerder effect moet geven dan de omgeving-
Een ruw oppervlak kaatst minder licht terug dan een glad
oppervlak. Zoo zal een begroeid terrein (b.v. niet te lange, dus nog
overeind staande padi) zich aan den luchtwaarnemer voordoen
als een puntig, dus ruw oppervlak, doch daarentegen aan den
grondwaarnemer, die tegen de lange zijkanten der halmen aanziet,
als een minder ruw oppervlak. De luchtwaarnemer en de grond-
b meerdere of mindere ruwheid.
570