te houden, dan nog gaat het wapen uit de gewenschte richting als gevolg van het feit, dat de terugstoot schuin achterwaarts voort geplant wordt (dus ook de kolf). De kolf heeft zich niet langs X-Y bewogen, doch is in B terecht gekomen. B plaats kolf in den schouder i B-C de k.m. v/m de kolf t/m aanhechtingspunt der steunvoeten. Q-R-B-S en Q1-R1-B1-S1 zijn resp. de standen der schouderlijn vóór en na het afgaan van het schot, B1-C1 stand k.m. na afgaan van het schot. Het wapen is uit zijn stand ge bracht, dus niet meer gericht op het mikpunt, het schootsvlak valt niet meer samen met X-Y. De verplaatsing van de schouder lijn is afhankelijk van individueele invloeden als b.v. massa van den schutter, stand en min of meer ste vige opstelling der ellebogen, de wijze waarop het wapen met beide handen vastgehouden wordt, enz. Is de kolf naar rechts uitgegleden, dan is de projectie van het schootsvlak niet in dergelijke mate in schuinsrechtschen zin veran derd, dan wel in schuinslinkschen zin, al naar gelang de afstand waarop de kolf zich verplaatst heeft langs den schouder. Een gecombineerde toestand van voorgaande fouten veroorzaakt natuurlijk een beweging van den k.m., zóó ingewikkeld, dat wij deze niet behoeven te beschrijven. Hetzelfde krijgt men wanneer alleen de rechterschouder een scherpen hoek maakt met de ruggegraat, doch hierbij krijgt men nog weer een anderen invloed, wel ke op den k.m. werkt n.l. individueele beweging van den linkerschouder. Wat doet het wapen nu als gevolg van den inloop, zal het weer op zoodanige wijze terugkomen, dat men weer gericht is op het oorspronkelijke mikpunt Hoogstwaarschijnlijk niet. Niet de minste waarborg is hiervoor aanwezig, omdat de beweging niet uitsluitend in voor- en achter- waartschen zin is geschied. In verband met het bovenstaande komt men dus den besten toestand nabij, wanneer de k.m. loodrecht op den rechterschouder staat. 1179

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 41