het zijn en ze kunnen het zijn. Hiervoor zijn noodig twee zaken kennis van hygiëne en prophylaxis, maar bovenal hygiënische instelling. Hygiënische instelling houdt in een zich voortdurend bewust zijn, dat de eerste plicht van den militairen arts is, het voorkómen van ziekten, ook voordat het vóórkomen daarvan hem aan dien plicht herinnert, de kennis der hygiëne en prophylaxis verschaft hem de middelen, om deze plicht te vervullen. Dit ingesteld zijn en deze kennis kunnen slechts worden verkregen door daadwer kelijke oefeningen. L'appétit vient en mangeant. De officier van gezondheid zal zich dan ook, voorzoover zijn werkkring hem daartoe in de gelegenheid stelt, met zulke vraag stukken dienen bezig te houden. En het is een niet hoog genoeg te schatten voordeel van den militair geneeskundigen dienst in Ned.-Indië, dat de officier van gezondheid hier een arbeidsveld vindt, waar hij zich deze geoefendheid en deze instelling kan eigen maken. Dit arbeidsveld vindt hij mede in de bestudeering en de bestrijding van de in Ned.-Indië voorkomende volksziekten. Het moet dan ook ten zeerste betreurd worden, dat er een stre ven bestaat, dezen arbeid in toenemende mate aan den M.G.D. te onttrekken. D.V.G. werk door officieren van gezondheid op de posten geschiedt niet alleen in het belang der bevolking, maar is tevens een uitgesproken legerbelang, doordat het den beoefenaar van dezen arbeid grootere kennis van en grootere belangstel ling voor vraagstukken verschaft, die voor zijn specifiek militaire taak van belang zijn. Wanneer wij in een oorlog zouden worden gewikkeld, kan uiteraard de M.G.D. spoedig het werk niet meer af en zal aanvul ling noodig zijn met artsen uit het korps van den D.V.G.c.q. met particuliere artsen. Deze komen eerder in aanmerking voor de verzorging van de zieken en gewonden in de hospitalen dan voor den dienst te velde. Ten slotte verschilt het werk in een militair hospitaal, behoudens de administratieve aangelegenheden, niet zoo heel veel van dat in een burgerlijke ziekeninrichting. Op het gevechtsterrein daarentegen, in den ruimsten zin van het woord, zijn artsen met militaire vorming noodzakelijk. Wanneer echter op dezen weg wordt doorgegaan, loopen we het gevaar, dat we ten slotte bij het uitbreken van een oorlog zouden zitten met clinisch ingestelde militaire artsen en burger-hygiënis ten, die beiden maar ten deele voor hun taak berekend zijn. Want de doelstelling van een militaire en burgerlijke hygiënist zijn niet dezelfde. De laatste heeft als doel, met alle beschikbare middelen den gezondheidstoestand van een bevolking te bevor deren. Wat voor den civielen hygiënist einddoel is, is voor den militair geneeskundigen dienst middel om het eigenlijke einddoel te bereiken. Dit einddoel is, in den oorlog de gevechtswaarde van het leger, zoo groot mogelijk te maken. 592

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 48