luitenant van ons leger is zulks niet ten opzichte van een bootsman
van de zeemacht.
Zoodra echter de niet rechtstreeks tot het leger behoorende
korpsen (BarisansLegioen M. N. en de door den G. G. erkende
vrijwilligerskorpsen) bij of naast het leger dienstdoen, bestaat
er tusschen de militairen van ons leger en deze korpsen de ver
houding van meerdere tot mindere en omgekeerd. Hiermede is
eene op blz. 278 en 379 ingeslopen foutieve beschouwing recht
gezet.
Dat de zeemacht hierbij eene uitzonderlijke positie inneemt,
ligt in het feit, dat de Koninklijke Marine in deze gewesten onder
vigueur van het Nederlandsch W. v. M. S. blijft.
Op blz. 379 e.v. van het I. M. T. werden de Krijgstuchtelijke
vergrijpen behandeld. Hierbij werden onderscheiden
a. de eigenlijke krijgstuchtelijke vergrijpen en
b. de oneigenlijke krijgstuchtelijke vergrijpen.
Tevens werd daarbij de aandacht gevestigd op de gewijzigde
artikelen 610 R. L., die o.a. betrekking hebben op de afdoening
dezer vergrijpen.
De krijgstuchtelijke straffen.
In de Ned. M.v.T. van de Wet op de Krijgstucht wordt daar
omtrent de navolgende definitie gegeven
„Maatregelen, die de strekking hebben, aan hem die zich tegen
„de regelen der tucht vergreep, te dier zake een leed aan te doen,
„ten einde langs dien weg aan hem (en ook aan anderen) te doen
„blijken, dat de overheid een dergelijke misdraging niet duldt,
„de herhaling daarvan te voorkomen en den overtreder als militair
„te verbeteren, door hem een juister inzicht in zijne plichten
„als zoodanig te geven".
Onder vigueur van het nieuwe W.v.Kr. heeft men een tweeledig,
strafstelsel, n.l.
een algemeen strafstelsel, geldende voor normale omstandigheden,
dus vredestijd en in 't algemeen omstandigheden waarbij de troepen
in hunne kampementen verblijven en
een strafstelsel bij een leger te velde.
Wat moet worden verstaan onder een leger te velde De Ned.
M.v.T. geeft de volgende omschrijving. „Onder een leger te velde-
„moet worden verstaan, elk mobiel leger of geheel van troepen,
„dat georganiseerd en bestemd is tot operatiën in het open veldj
„hetzij ter bestrijding eener vijandelijke macht, hetzij ter hand-
„having van de onzijdigheid van de staat".
Uit de beteekenis, die aan het begrip „leger te velde" moet wor
den toegekend, blijkt wel, dat bij het intreden van den mobilisatie
toestand (in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buiten-
b Memorie van Toelichting.
597