6. MILITAIRE SPORT.
„Zonder beoefening van sport zou een bereden
wapen een langdurigen vredestijd niet kunnen
doorleven dan ten koste van zijne innerlijke
waarde, van zijne bruikbaarheid".
(Von Rosenberg).
Die dezen grooten ruitergeneraal gelezen heeft, weet dat hij
onder sport niet verstondhet aanhoudend gebruik en misbruik
van het woord „ruitergeest", niet de chic in den snit van de
laars en de breeches, de vorm van de pet, niet dat eigenaardig
optreden waarmee opzettelijk de schijn vertoond wordt zich los
te gevoelen van plichten, vrijwillig aanvaard bij de keuze van
een uniform, niet de middels champagne tintelende speech aan
't eind van een diner, niet de inférieure bravour die er ligt in
't bij gelegenheid van sportgebeurtenissen verliezen van geld
sommen, die men niet bezit, of in het winnen van de beurs van
een kameraad, waarin wel kostbaar moreel, doch géén goud aan
wezig was. Neen, onder sport, onder sportbeoefening voor den
bereden officier zij verstaan het aankweeken van al datgene wat
dit woord aan begrippen van mannelijke deugd in zich sluit
geduld, overleg, volharding, ijver, arbeid, kracht, moed en voort
varendheiddan vindt in het begrip „sport" de samensmelting
plaats van de begrippen „strijd" en „triomf", dan is in sport
beoefening te vinden de sleutel tot de oplossing van het geheim
„overwinnen". Alleen „sport" kan den ruiterofficier en zijn corps
in vredestijd brengen tot een omschepping van beiden in dat
levende reusachtige projectiel, tegen welks indringingsvermogen
in oorlogstijd, nóch tijdens verkenning, nóch tijdens aanval, 't
zwaarste terreinpantser bestand is en dat tijdens de vervolging
leveren zal de beslissende uitwerking van een springende, ge
weldige granaatkartets. Sport alléén levert de langdurige en
moeilijke oefeningen, waardoor man en paard elkaar volkomen
leeren kennen, om hen ten slotte te doen samengroeien tot het
machtig geheel van den „centaur".
Of 18 maanden daartoe voldoende zijn
Wèl vreezen we dat uitsluitend op 't exercitieterrein en tijdens
wachtdienst opgedane capaciteiten, materiaal zal leveren, dat niet
voldoende „ongevoelig" zal blijken te zijn voor de eigenaardige
zenuwkitteling, die de tegemoetfluitende kogel of de aanwezigheid
van den vijand pleegt mede te deelen eenigszins aan elke massa,
hevig aan het als eenling optredend individu.
610