613
7. VAN HET WERELDTOONEEL.
Wij willen ditmaal de politieke en militaire situatie in den Pacific en
omliggende landen buiten beschouwing laten, om enkele andere aangelegen
heden, welke niettemin van onmiddellijken invloed op de ontwikkeling van
den algemeenen toestand zijn en waarvan een inzicht niet kan worden
gemist voor een juiste beoordeeling van hetgeen men op het wereldtooneel
voor zich ziet afspelen, eens nader onder oogen te zien.
Een der hoofdstukken van het onlangs verschenen werk van Prof. Dr.
J. L. Pierson, getiteld „Japan als wachter der beschaving", vangt aan met
de woorden
„Men zal zich afvragen hoe het komt dat Japan zoo snel besluiten kan
„nemen en dat het volk zoo eensgezind is. Er is toch ook een parlement,
„er zijn óók partijen en partijtjes."
Inderdaad zullen velen zich deze vraag hebben gesteld wij willen daarom
aan de hand van evengenoemd werk, dat een en ander zeer duidelijk uiteen
zet, een zeer beknopte uiteenzetting geven van het Japansche staatsbestel
wij verwijzen voorts nog naar de pas gehouden lezing van Kolonel W. van
der Poel voor de N. I. O. V. te Bandoeng en naar het werkje van Prof. Dr.
K. Haushofer, „Japans ReiChserneuerung", van de Sammlung Göschen.
Ongeveer 2600 jaren geleden besteeg de eerste Japansche keizer Jimmu
Tenno den troon als afstammeling van de Zonnegodin Amaterasu. Door de
eeuwen heen heeft Japan maar één keizerlijke afstammeling erkend, tot
heden ten dage toe en uit deze goddelijke afstamming put de Keizer zijn
onbeperkte macht over al zijn onderdanen. Bij de afkondiging van de
grondwet in 1889 bevatte deze dan ook geen eed of gelofte van den Keizer
aan het volk, doch alleen aan zijn keizerlijke voorouders als afstammelingen
van de Zonnegodin. Dit laatste is, zooals Prof. Pierson uiteenzet, een der
belangrijkste kenmerken van den Japanschen Staat en wanneer men dit
niet in het oog houdt, zal men niet in staat zijn de Japansche constitutie
en het Japansche Regeeringssysteem te begrijpen. De Japansche grondwet
is geen contract tusschen vorst en volk, door het volk afgedwongen, zooals<
m andere landen. Het is een gift van de troon aan het volk. (Pierson blz. 96).
De Japansche grondwet, welke uit zeven hoofdstukken bestaat, omschrijft
de positie van den Keizer zoodanig, dat diens wil de staatswil vormt, in
tegenstelling tot andere landen, waar het gouvernement wordt uitgeoefend
door de kroon en het parlement. Hoe het volk tegen den souverein opziet
blijkt wel duidelijk, indien men op blz. 99 van het reeds genoemde werk
leest, dat in de gewone conversatie de naam van den kei'zer niet wordt
genoemd en dat geen Japanner durft te twijfelen aan de goddelijke afkomst
van den vorst. Voor het meerendeel van de Japanners is de hoogste ambitie
in het leven, hun eigen leven voor den Keizer te offeren. Ongetwijfeld zal deze
laatste uitspraak veel ophelderen en verduidelijken.
De Keizer bezit wetgevende, rechtsprekende en uitvoerende macht. De
wetgevende macht wordt uitgeoefend met instemming van het parlement.
Het uitvaardigen van verordeningen voor het uitvoeren van wetten staat
buiten het parlement. Zeer belangrijk zijn de keizerlijke ordonnanties, uit
gevaardigd in tijden van oorlog en onder dringende omstandigheden.
Deze noodverordeningen treden geheel in de plaats van een wet.
De uitvoerende macht wordt door den Keizer uitgeoefend door middel
van dé ministers, die verantwoordelijk zijn voor hun advies aan den Keizer.
Het Kabinet is geen verantwoording schuldig aan eenigen tak van het
wetgevend lichaam, maar alleen aan de bron van hun macht, den Keizer.
(Prins Ito in zijn „Commentaar op de grondwet").