622
a. In de perioden van de strategische vliegtuigverkenningen, welke vooraf
gaan aan het contact van de legers.
b. Nadat het contact van de legers is tot stand gébracht, voor strategische
en eventueel tactische vliegtuigverkenningen op grooten afstand.
c. Gedurende de perioden van den naderingsmarsch, van het tot stand
brengen van de gevechtsaanraking, van de voorbereidingen voor het
gevecht, van het gevecht en zoo mogelijk van den terugtocht en de
vervolging.
d. Gedurende den stellingoorlog in perioden van geringe gevechtswerk
zaamheid.
Het overzichtelijk geschreven artikel besluit Schr. met het hoofdstuk
„Invloed van den aard der verkenningen op vlieghoogten en bescherming",
waaruit wij de volgende gegevens putten.
In de periode van eerste strategische verkenningen zal bij gunstige weers
gesteldheid de fotografie een groote rol spelen. De verkenningen zullen zoo
mogelijk op hoogten boven 4000 m. worden uitgevoerd en veelal onbeschermd
plaats hebben.
In de periode van strategische en groot-tactische verkenning, nadat het
contact der legers is tot stand gekomen, zal de oogverkenning aangevuld
door het fotografisch vastleggen van de waarnemingen van groot belang
zijn, waarbij vlieghoogten van 2000 tot 4000 m. als normaal kunnen worden
aangenomen.
Zoodra gevechten spoedig te verwachten zijn, reeds ontketend werden
of reeds hebben plaats gehad, zal met het oog op de dan van belang zijnde
détailgegevens in het algemeen beneden 2000 m. worden gevlogen. Schr.
geeft aan dat om de gedachten te bepalen in den bewegingsoorlog de vlieg
hoogten zullen zijn
a. voor verkenningsvliegtuigen normaal tussohen 800 en 1500 m,
b. voor artillerie-waarnemings- en bewakingsvliegtuigen normaal tusschen
1500 en 2000 m,
c. voor verbindings- en verkenningsvliegtuigen, indien noodiig, op lagere
dan de reeds genoemde hoogten.
v. V.
Artillerie.
In de April-aflevering van „The Army Quarterly" geeft Captain E. H.
Grant in een zeer helder betoog zijn inzichten weer ten aanzien van de
motorisatie en mechanisatie in het algemeen en meer in het bijzonder van
de vervanging van cavalerie door tanks. S. memoreert, dat in de Engelsche
pers een uitgebreide gedachtenwisseling ontstond betreffende dit laatste
vraagstuk en betreurt het, dat de voor- en tegenstanders er immer meer
op uit waren hunne eigen denkbeelden naar voren te schuiven, in stede
van den tegenstander goed gedocumenteerd aan te vallen, dan wel naar een
oplossing te zoeken, welke een basis zou bevatten voor de juiste verhouding
tusschen de tanks en het ruiterwapen.
Typeerend is sohrijver's uitlating, dat slechts zij, die kennis hebben van
alle gegevens, zoowel betreffende het voor als het tegen, een juist oordeel
kunnen vellen. (Het is dus blijkbaar geen specifiek Indisch verschijnsel dat
onbevoegden dan wel onvoldoende ingelichte personen in colleges en (een
deel van de) pers zoo gaarne militaire maatregelen a.a. bespreken en be-
of en liefst veroordeelen op een wijze, die dikwijls kant noch wal raakt.
Wij denken hier in het bijzonder aan de in het najaar van 1932 door enkele
bladen ontketende campagne met betrekking tot de inrichting en de com
mandovoering van de vlootbasis Soerabaja). Volkomen onderschrijven wij
schrijver's woorden: „Also it is so easy to be wise, when one's advice
„entails no responsibility."