De kans op elk der bovenbedoelde 6 verschijnselen is nu
op 5 treffers en 0 misworpen0,01204 of 1,204
op 4 treffers en 1 misworp0,0768 of 7,68
op 3 treffers en 2 misworpen0,2304 of 23,04
op 2 treffers en 3 misworpen 0,3456 of 34,56
op 1 treffer en 4 misworpen 0,2592 of 25,92
op 0 treffers en 5 misworpen0,07776 of 7,776
Het meest waarschijnlijk is dus, dat in 5 worpen 2 treffers
worden verkregen de kans hierop is n.l. het grootst34,56
De kans om minstens 1 treffer te verkrijgen is dan de som van
de 5 eerste termen, n.l. 92,224
Het is doorgaans voldoende om alleen de kans op minstens 1
treffer, dus de trefkans van een aantal worpen, te berekenen. Hier-
4 6 5
voor behoeft de tweeterm niet in zijn geheel ontwik-
V10 1(1
keld te wordenimmers de kans op minstens 1 treffer is gelijk aan
1 min de kans op het verkrijgen van 0 treffers, dus in het onder-
werpelijke geval 1 (-—5, terwijl het meest waarschijnlijke
10
aantal treffers ook onmiddellijk gevonden kan worden door het
product 5 X 0,40.
De kans op een bepaald aantal treffers wordt aangegeven door
de betreffende term der ontwikkeling, terwijl het aantal benoodigde
worpen voor de maximum kans daarop aangegeven wordt door
aantal gewenschte treffers X 100
aantal worpen 7 7j
trefkans
T 2 X 100 K
In dit geval dus 5 worpen.
f. Het practisch bepalen van de trefkans.
1. Algemeen.
Om de foutenwet te kunnen toepassen is het dus in de eerste
plaats een vereischte bekend te zijn met de fouten.
Van verschillende bekende hoogten werpt men telkens een
aantal bommen, waarbij voor elke worp zoo nauwkeurig mogelijk
op een schijf wordt gericht. Men verkrijgt dus een aantal sprei-
dingsbeelden welke elk bij een bepaalde hoogte behooren. Op een
dergelijk spreidingsbeeld wordt een loodrecht assenkruis aange
bracht met den oorsprong in het midden van de schijf en de
Y-as evenwijdig met de vliegrichting. Ten opzichte van dit
assenkruis bepaalt men van eiken aanslag de coördinaten, welke
in meters worden uitgedrukt.
682